regular

Verwarring

–“Ik ben er om vijf over half zeven. Of zes over half, als ik in een gekke bui ben.”

Ik hing op en liep verder. Met mijn bebloede hand veegde ik het zand van mijn voorhoofd en plakte mijn rechterwenkbrauw terug op zijn plek. Blik op de horizon en verder over die eindeloze dorre vlakte.

Shit, toch nog wat vergeten.
–“Ja, mam. Met mij nog een keer. Wil je ook mijn was uit de wasmachine halen? Had ik niet aan gedacht gisteren.”

In de verte zag ik een oase. Uit de binnenzak van mijn leren jas haalde ik een thermoskan warme chocolademelk. Enigszins onbeholpen draaide ik de beschermdop van de fles.

“Pfffft,” zei de kan.
“Pssst”, hoorde ik ineens achter me.
Een pinguïn tikte me op mijn schouder.

–“Zo te zien ben jij ook verdwaald?” Enigszins overdonderd keek ik omlaag en zag het zwartwitte beest, dat niet hoger kwam dan mijn heup.
–“Waar bemoei jij je mee?” Vroeg ik geïrriteerd. Zal je net zien. Ben je je was vergeten uit de machine te halen, kom je ook nog een verdwaalde pinguïn tegen.
–“Hoe kom je erbij dat ik verdwaald zou zijn?”
–“Nou ja, aan die hand te zien ben je onderweg naar de EHBO. En die is toch echt de andere kant op.”

Nou moet het niet gekker worden: een pinguïn die je ook nog even de weg gaat wijzen.

Ik draaide me om en wilde weglopen, maar werd plotseling met een enorme kracht in mijn knieholte getroffen door een zwaar projectiel. Met een schreeuw vloog ik eerst omhoog en zakte vervolgens in elkaar. Zand in mijn haar. Tot mijn afgrijzen zag ik hoe het bot van mijn dijbeen naar buiten stak boven mijn knie. Even verderop lag het object dat me geraakt had: een bevroren vis. Eén voordeel: hij stonk niet.

–“Zo, nu kun je ook niet meer de verkeerde kant op lopen,” riep de kleine pinguïn triomfantelijk. Hij ging op mijn buik staan, veerde even, sprong op en verdween met een rotgang achter de horizon.

Ik nam een slok van mijn chocolademelk en miste de rum. De zon brandde ondertussen in mijn wond en barstte mijn lippen en geest. Wat had ik nu graag in Nieuw Galgenwaard gezeten. Ach, de jongens zullen het dit keer zonder mij moeten doen.

Ik besloot mijn moeder te bellen.
Natuurlijk, geen bereik. Ik had ook niks anders kunnen verwachten hier midden in de Sahara.

Ik belde de klantenservice.

–“Ja, hallo. Klopt het dat ik geen bereik heb ik de zuidoosthoek van de Sahara, ter hoogte van hectometerpaaltje zeshondertweeënveertig?”
–“Sorry, wij kunnen u niet verstaan. Mogelijk heeft u op de plaats waar u zich nu bevindt geen bereik. Blijft u even aan de lijn, dan kunnen wij u opsporen met ons geavanceerde systeem dat het beste van GPS en GPRS combineert. Een abonnement waarbij ook u gebruik kunt maken van deze technologie, kost zestien euro per maand, exclusief BTW en minuuttarief. Voor het minuuttarief in uw regio verwijs ik u naar onze website…

De verbinding werd verbroken.
Met een van pijn vertrokken gezicht lag ik op mijn rug en staarde naar de sterren.

Ik nam een stukje van mijn Sultana, maar spuugde het meteen weer uit. Gadverdamme, pizzasmaak! Waar is de tijd dat sultana nog gewoon naar rozijnen en druivensuiker smaakte?

Een paar honderd meter verderop blafte een hond vervaarlijk naar een kind, dat in panisch huilen uitbarstte. Zijn oppas juf verscheen en stelde hem gerust: blaffende honden bijten niet. Ik vroeg me af of ze dat wel eens goed onderzocht zouden hebben.

Ach, we worden graag voor de gek gehouden in het leven.

Met een nog slechter humeur stapte ik even later in de taxi. De bebaarde chauffeur keek me wantrouwend aan.

–“Als je mijn taxi maar niet onderkotst!”
Ik keek hem vragend aan en zette de halve liter Heineken naast me in de blikjeshouder.
–“Waarheen?”
–“Naar huis.”
Hij haald zijn snor op en zette zijn wagen in gang. Plotseling sloeg hij linksaf. Ik smakte tegen de zijruit.
–“Hé, waar gaan we heen?” vroeg ik met overslaande stem.
–“Ik neem een andere route, de normale weg is afgesloten vanwege de bezetting. Heb je de afgelopen maanden soms in een bunker geleefd?”
Nu hij het zei, kon ik het me ineens weer herinneren. Ik had inderdaad nog niet gesport deze week. Ik keek naar mijn armen en zag in wat voor staat ze verkeerden.
–“Naar de zonnebank, ik kan wel een kleurtje gebruiken!”

–“Als je zo gaat beginnen, dan stap je maar uit! De chauffeur keek me razend aan. De blikken van alle andere passagiers waren op me gericht. Sommige dreigend, andere angstig. Ik besloot de verstandigste te zijn en vroeg mijn buskaart terug. Op het eerstvolgende station stapte ik uit en nam een duik.

Zeiknat werd ik wakker.