regular

Groene bladeren

Groene bladeren. Ze dansen op en neer op de vlagen van de wind, schijnbaar vrolijk nog. Zouden ze het weten, dat de herfst is aangebroken? Die herfst, die langzaam alle kracht, al het leven uit de takken zal persen? Het groen zal doen verbleken, verkleuren, verschrompelen?

Hij kijkt naar haar. Trots.
Zijn kleine dochter. Ze is prachtig.
Iets te grote jas, de capuchon verbergt haar hoofd. Daaronder haar stralende oogjes.
Ze huppelt, stampt in de plas met haar roze laarsjes.
Hij kijkt, raakt vervuld van geluk.

De lucht is grijs. Tinten van somberheid. Wat hoopt hij op een klein beetje blauw, een klein beetje vrolijkheid, die zich voor hem openbaart.

Hoe zal het haar straks vergaan?
Als straks de grote wereld die wacht zich voor haar uitspreidt, haar opzuigt.
Die wereld die haar zal veranderen, haar onschuld zal verjagen.
Zal er iets overblijven, van dat stralende kind, dat hem nu zo liefdevol aankijkt?

Ze dansen op en neer, de groene bladeren. Laten de wind zijn gang gaan. Niet denkend aan wat komen gaat. De wind zal aanwakkeren, aan hen rukken, tot ze verzwakt en uitgeput, zullen zwichten. De takken deinen mee. Weldra is hun taak vervuld, hun strijd straks gestreden. Langzaam zullen ze loslaten, afdalen, op de schouders van diezelfde wind. Naar de klamme, vochtige tegels, op de stoep aan de Amsterdamse Gracht. Waar voeten hen zullen vertrappen, meedogenloos en zonder benul. Voeten op weg naar het volgende, want de cirkel gaat door.

Ze kijkt weer op. Zwaait naar papa. Haar ogen spreken. Zoveel kracht, zoveel leven. Hij ziet het, en hervindt zijn rust. Niet elke metafoor is altijd waar.