regular

Jargonistiek

Ineens stond ik daar, met een kwast in mijn handen en mijn mond wijd open. Ik had namelijk zojuist vijf verschillende termen geleerd voor de activiteit die ik eerst gewoon verven noemde. Voortaan sprak ik over schilderen, gronden, voorstrijken, sauzen of soppen.

Waarom ik hier in godsnaam over begin op dit blog? Ik kreeg zojuist een snelcursus klussersjargon, en jargon, daar heb ik als wetenschapsjournalist dagelijks mee te maken.

Jargon. We associëren het met arrogante, in zichzelf gekeerde geleerden of zelfvoldane juristen. Vandale noemt het ‘onbegrijpelijke vaktaal’.

Maar ik zit hier vandaag om een lans te breken voor jargon. Er mag dan voor de buitenstaander vaak geen touw aan vast te knopen zijn, jargonesk taalgebruik heeft wel degelijk nut. Het is zelfs onmisbaar. Neem dat verven van mij. Had ik niet eerst even rustig geluisterd naar de instructies van mijn schoonvader, dan was ik domweg begonnen met een dikke roller verf van het duurste soort aan te brengen op een als een spons of spiegel functionerende muur. Geen goed idee. Iedere plek vergt een andere techniek en het is maar goed dat daar verschillende woorden voor uitgevonden zijn, anders stonden we maar te gebaren met onze handen en benen en die hebben we in dit geval voor andere dingen nodig.

Terug naar mijn eigen vak. Wij wetenschapsjournalisten hebben er een handje van om jargon te mijden. Sterker nog, dat zien we als onze taak. De gemakkelijkste manier om in de journalistiek om te gaan met jargon is het te versimpelen. De snelste ook, maar zeker niet de beste. Op het eerste gezicht lijkt het prima om een te hoog LDL-cholesterol simpelweg te vervangen door ‘te hoog cholesterol’, maar aangezien er ook HDL-cholesterol is waarvan een hoge concentratie juist goed is, begrijp je dat we hier te maken hebben met oversimplificatie.

Een Britse collega onderstreepte het eerder dit jaar terecht in Nature: jargon is nuttig en te veel versimpelen is kwalijk.

Maar wat moeten we dan? Veel beter dan versimpelen is het in eenvoudige taal omschrijven van een vakterm. Een tumor heet al snel een gezwel, syntaxis is de leer van de zinsbouw. Nog beter is het vinden van een treffende metafoor. Zo noemde ik laatst in een nieuwsbericht een cel die na introductie van een aantal genen zijn differentiatie als bijvoorbeeld een zenuwcel verloor een ‘geformatteerde cel’. Vond ik best goed gevonden van mezelf.

Het risico van een metafoor is dat de lezer hem te letterlijk gaat nemen of breder gaat toepassen dan zoals je hem bedoeld had. Dat de cel geformatteerd is wil niet zeggen dat je op zolder moet naar de Windows-cd om hem weer aan de praat te krijgen. Zelf doe ik het liefst allebei: het jargon vermelden én uitleggen, om stiekem ook de woordenschat van de lezer een beetje uit te breiden. Dus heb ik het over LDL-cholesterol, het ‘slechte cholesterol’ (dat vanwege de lage dichtheid gemakkelijk aan je vaatwand blijft plakken).

Jargon is trouwens niet altijd bedoeld om helder en exact te communiceren. Integendeel. Politiek jargon is bij uitstek bedoeld om zaken te verhullen, zo min mogelijk concreet te maken en vragen te beantwoorden zonder het antwoord te geven. Juridische taal is er vaak op gericht om alles te zeggen behalve dat wat er eigenlijk staat: wij zijn niet aansprakelijk.

Ook wetenschappers kunnen er wat van. Op het internet circuleren hele lijsten met voorbeelden van verhullend wetenschappelijk taalgebruik. Wanneer een wetenschapper schrijft ‘It is clear that much additional work will be required before a complete understanding… bedoelt hij in feite I don’t understand it. Schrijft hij in de beschrijving van zijn methode Three of the samples were chosen for detailed study… dan zegt hij eigenlijk The results on the others didn’t make sense and were ignored.

Aan de wetenschapsjournalist de taak om het technische jargon te vertalen en het strategische jargon te duiden. Vooral het laatste gebeurt te weinig. Daar zit de lezer niet op te wachten, lijken we te denken. Ten onrechte, als je het mij vraagt. Juist die onderliggende spanningen zijn boeiend.

Zoals een politiek analist de formatieverklaringen duidt, doen wij dat met resultaten van onderzoek. Hoe zeker zijn de onderzoekers van hun zaak? Verschuilen ze zich achter een muur van statistische analyses, of hebben ze er juist belang bij om te benadrukken dat er méér onderzoek nodig is? Een goede freelance wetenschapscorrespondent, dus iemand die een bepaald vakgebied bij uitstek goed kent, is zo iemand die het strategisch jargon kan doorgronden en er jargonestiek verslag van kan doen.

Wat het verven betreft heb ik trouwens hetzelfde besloten als wat ik met de wetenschap doe: het echte werk aan de experts overlaten. Dan schrijf ik er wel een stukje over.