regular

Het zwarte goud

Een typisch geval van mooie kroegpraat, dat was het geweest. Maar feit was dat we die avond niet genoeg gedronken hadden om onze dwaze afspraak de volgende ochtend vergeten te zijn, en dus zouden we ons eraan gaan houden.

Een maand geen koffie dus, en wel per 1 januari. Nog ruim een week hadden we om af te kicken. Afscheid te nemen van ons gewaardeerde ritueel, ons geliefde verzetje, ons gekoesterd genot.

Het was zíjn koffieverslaving geweest, die ons had aangezet tot dit bizarre idee. Geen argument van gezondheid, geld of gele gebitten. Voor mij was het een puur wetenschappelijke uitdaging. Toegegeven: ons leven zou er niet drastisch op veranderen. Allebei schommelden we rond de vier kopjes per dag, ik zelfs regelmatig iets daaronder. En die paar momentjes waren toch prima te vervangen door dat andere warme drankje, afkomstig uit steeds eleganter ogende zakjes en verkrijgbaar in steeds meer onmogelijk geachte variaties?

Daar zat ik dan, op oudejaarsavond. Mijn vrienden waren wel wat verbaasd geweest, dat ik tegen half twaalf nog even een bakkie had gezet. Maar na mijn uitleg begrepen ze het wel: hier werd op gepaste wijze afstand gedaan van iets dat iemand in de afgelopen jaren zeer dierbaar was geworden. Zo kwam het dat mijn eerste glas champagne van het nieuwe jaar werd voorafgegaan door een laatste intense prikkeling van de zinnen, afkomstig uit de vertrouwde mok, die vervolgens voor een maand in de kast zou verdwijnen. Snel nog even een sms verstuurd naar de Ardennen, waar mijn concurrent zich op dat moment bevond: ‘Dat etentje is voor mij!’

Vol vertrouwen ving ik de strijd aan. Mocht hij de verleiding niet kunnen weerstaan, dan was ik de winnaar. Dat stond vast.

De eerste dagen verliepen dan ook voortvarend. De gevreesde lichamelijke symptomen bleven bij ons beiden uit: geen stramme ochtenden, geen zeurende hoofdpijn. Met de dag werd ik alleen maar optimistischer. Geen bakkie, een makkie, werd mijn motto. ‘

Verleidingen wees ik resoluut en met een brede glimlach van de hand, meestal gepaard gaand met een ludieke opmerking over de collectieve koffiegekte of de grove greep van de caffeïnemaffia. Gelukkig prees ik mezelf dat ik bij afspraken die afgrijselijke automatenmeuk niet meer hoefde weg te slobberen. De enorme hoeveelheden kruiden- en groene thee maakten me fris, gereinigd, herboren. Na een maand weer aan de koffie? Ik betwijfelde het.

Wat ik op dat moment echter nog niet merkte, was dat er diep van binnen aan me gevreten werd, al vanaf die allereerste januaridag. En heel langzaam vrat het zich een weg naar buiten.

Het begon op de vierde januari. Zonder blikken of blozen had ik weer eens een totaal onindrukwekkend aanbod van de hand gewezen. Ongestoord ging ik door met mijn werk. Tot ik merkte dat mijn blik steeds een klein beetje afweek – naar het koffiezetapparaat. Wat een lelijk ding is het eigenlijk, vermande ik mezelf. Daar kan niks goeds uitkomen. Ik voelde mijn telefoon trillen. ‘How is your addiction?’

Addiction? Pffff… Hoe komt ie erbij. Meteen had ik mijn mentale kracht hervonden.

Een reeks verleidingen volgde. Kennismaking bij mijn toekomstige chef. ‘Bakkie?’ Niemand die het merkt, schoot er door me heen. Automatisch gleed mijn hand naar mijn telefoon, alsof mijn tegenstander vanuit mijn broekzak meeluisterde. ‘Euh, thee graag.’

Een middag in de kroeg. Fijn zo’n rookverbod. Maar niet als je vlak naast de dampende esspressomachine zit, die iedere vijf minuten een luide lokroep op je afstuurt, regelrecht gericht op je hypofyse. Snel bestelde ik een biertje, ter troost.

Bezoek aan mijn opa en oma. ‘Ik heb de koffie alvast gezet! Had jij nou alleen suiker, of ook melk?’ ‘Euh, opa.’ ‘Ja?’ ‘Ik drink deze maand eigenlijk geen koffie…’

Verwoed was de innerlijke strijd, die dagen. Brandend mijn verlangen. Overal doken reclames op, koffieautomaten en speciaalzaken schoten als paddestoelen uit de grond, over associaties, geschikte gelegenheden. Maar toegeven, dat kwam geen moment in me op. Ik wapende me. Probeerde alle exotische smaakjes thee. Dook onderweg naar huis nog snel even de supermarkt in, om regelrecht richting het vak van de hot choco te stuiven. Stapte over op jus in de morgen, voor de nodige afwisseling.

Zwakke momenten zette ik zo om in persoonlijke overwinningen, die mijn vertrouwen deden groeien. Regelmatig mailden we, mijn lotgenoot en ik, over onze staat van ontbinding, ons verlies van verlangen, of ons gevoel van onthechting. Steeds was de strekking hetzelfde: verslaafd, nee dat niet. Gehecht: dat zeker. Goh, wat miste ik mijn bakkie.

Geleidelijk voelde ik dit eenvoudige statement overgaan in iets dieps, iets existentieels. Iets dat raakte aan mijn identiteit, aan wie en wat ik was. Het was niet langer de koffie die ik miste, de koffie miste mij. Koffie en ik, wij hoorden bij elkaar. Ik was niet mezelf.
Zonder dit goudgebrande genot, was ik een andere persoon. Hoe kon ik dit mijzelf aandoen?

Ik keek op de kalender. 15 Januari. Nog niet op de helft. Weer keek ik op mijn telefoon. Gemiste oproep. Van hem.

Ik bel morgen wel terug, zei ik tegen mezelf. Nu even geen sarrende opmerkingen over verboden vruchten. Geen masochistisch gedachtengoed op deze zware dag.

Die ochtend las ik het volgende verbijsterende in mijn mailbox:

Heeej,

Ik heb de weddenschap verloren. Heb gisteren willens en wetens genoten
van een heerlijke kop cappucino. Het dampende kopje werd onder mijn
neus gehouden.

Verlangen nam het over van ratio, ik moest en zou de extase van
gebrande bonen proeven. Zucht. Kga er een gedicht over schrijven.

jua

Wat was dit nu? Dit had ik niet verwacht! Wat nu? Stoppen, net als hij de handdoek in de ring gooien? Of doorgaan, bewijzen dat ik het kan? Voor wie? Wat? Wanneer? Hoe?
Na de eerste schok kwam ik bij zinnen. Ik had gewonnen. Was vrij. Meteen weer drinken?

Nee.

Ik besloot het nog even vol te houden, voor het idee. Om mijn discipline te onderstrepen, ook zonder sociale druk. Ik beloofde mezelf een compromis. Op vakantie, de laatste week van januari, dan zou ik weer mogen. Het water liep al door mijn mond bij de gedachte.

Een aantal keren kwam de verleiding nog voorbij, in de week die volgde. Het sterkst was die tijdens een etentje, inclusief koffieslurpende Jurriaan. Maar ik hield stand, en nam stevige slokken van mijn enorme kom muntthee.

Het weekend kwam in zicht, mijn moment zou komen, en kwam. Op de zaterdag, vlak voor vertrek, was het zover. Ik mocht, nam, en genoot. Was het weliswaar een veredeld kopje senseo, het genot was er niet minder om.

Toch kwam het échte weerzien pas ruim een week later, na thuiskomst in mijn eigen stulp.
Twee februari is het inmiddels, dat ik dit schrijf en wacht op het sein. De eerste gelegenheid voor consumptie uit eigen pot, met eigen koffie, met eigen hand gezet. Ik hoor het, het pruttelt. Ik ruik het. Die geur… Pak het potje, schenk het zwarte goud in mijn kop, die kop die zo lang leegstond. Loop naar de kamer, de bank. Pak mijn kopje stevig vast, met twee handen de warmte omklemmend. Snuif nog dieper de geur op, zie het vocht dichtbij mijn lippen komen, en laat het dan over mijn tong stromen. Een tinteling gaat door heel mijn lijf. Wat heb ik dit gemist.