Over hoe plezier van buiten naar binnen kan gaan. Over gekkigheid op dagen die om gekkigheid vragen. Over je voelen als de koning van de sulligheid. Over de bril die schreeuwde om aandacht.
Voor ik hem zag stond ik nog zin te maken, in dat Lieve feestje van afgelopen zaterdag. Hij deed me denken aan een exemplaar dat ik vorig jaar aanschafte op Lowlands. Fouter kon haast niet: zilveren montuur, gele glazen. Jammer dat ik er op de dag dat ik thuiskwam meteen met mijn kont op landde. Deze was nog een graadje erger, nog een slag edeler, en kwam uit de categorie ‘groot denken’. Hij deinsde op en neer in mijn ooghoek en schreeuwde “koop mij!”
“Ik wil die bril misschien kopen”, zei ik mijn vriendin. Zij draaide zich om en kwam terug met een aanwinst die mij opvrolijkte.
Er doorheen kijken, daarvoor was ie niet gemaakt. Glazen te ver uit elkaar, licht gekromd en wazig. Het deerde me niet. Eerst waren er de reacties van bekenden: schaterlachen, wijzende vingers, kletsen op dijen. Ik grijnsde. Dit beviel me.
We liepen.
“Goeie glazen ouwe!”
“Die wil ik!”
“Verkoop je ‘m?”
“Ruilen voor mijn boa?”
We bestelden drank.
“Zo zeg, dat is FOUT!”
“He, je hoofd is te klein!”
“Woooow, koning!”
We dansten.
“Hahaha geweldig!”
“Hoe komtie dáár aan?!”
Licht jaloers waren de blikken van sommige vriendinnen, niet zichtbaar zoals ik met mijn gevaarte. “Ze flirten met je, al die kerels!” Ze gaven slechts mijn bril wat die verdiende: respect, aandacht.
De zon verdween, maar mijn bril bleef. Ik vond een soortgenoot, we staken onze duimen op, ze staken schril af tegen onze trots, maar zeiden genoeg. Wij hadden plezier, heel veel plezier. Zelfs op de fiets naar huis bleef het zware montuur op mijn neus steunen. Thuis hing ik het gevaarte aan mijn boekenkast. Daar prijkt hij nu, mijn troffee. Aangeschaft en heel gebleven, dit keer wel.
De schmerzen in mijn visuele cortex nam ik de volgende dag voor lief.