‘Word eens wakker! Word eens wakker!’
Ze zit op haar hurken naast de man, slaat met haar hand tegen zijn wang, voelt zijn hartslag in zijn nek. ‘Word eens wakker!’
Drie toegesnelde mannen trekken hun telefoons, proberen te bellen, een ambulance waarschijnlijk, en kijken ondertussen mee hoe de vrouw naast haar fiets de man bij bewustzijn probeert te brengen. Het achterwiel van haar fiets, op de standaard gezet, draait nog. Midden op het fietspad ligt hij, languit op zijn rug, met zijn armen wijd. Twee minuten eerder stortte hij in, zomaar ineens, wandelend het fietspad overstekend. Een uur ’s nachts, een drukke straat in Utrecht. Vijf, zes mensen zijn inmiddels ook gestopt, ze vragen hoe het gaat, bedremmeld. Nog steeds reageert de man niet. Weer haar hand tegen zijn wang, een man schudt hem heen en weer.
Ik sta daar, zeven meter verder. Ik zag hem zakken, net toen ik langsfietste. Ik remde af, stopte en keek om. Eerst geloofde ik het niet, het leek zo vreemd, als in een film, in scène gezet. Te soepel om serieus te zijn. Toen drong door dat dit echt was. Dat actie nodig was. Nu. Maar ik bleef staan. Ik zag anderen uit de grillroom komen, twee, drie mannen. Die konden hem vast beter helpen? Ik twijfelde. Wat kon ik doen? Wat moest ik doen? De vrouw stopte, dacht niet na, stapte af en knielde. En ik stond daar maar.
Ik hoor geproest, de omstanders deinzen achteruit. Hij komt bij, de man komt bij. Ik slaak een zucht. Kijk nog eens om. Stap dan op, en vervolg mijn weg.