Ik dacht dat ik behoorlijk goed geïnformeerd was over nanotechnologie. Ik bedoel, ik had er best vaak over gelezen. Over geschreven ook, korte en wat langere verhalen. Alle voorbeelden had ik al eens langs zien komen: van onzichtbare zonnebrand, tot chips die alle objecten in computers kunnen gaan veranderen, van robotjes die onze bloedvaten schoon kunnen houden en oppervlakken die de ramen van onze auto’s en woonkamers schoon gaan houden.
Af en toe hoorde ik een verhaal over de risico’s van de minuscule deeltjes, en ook dat daar nog steeds discussie over is. Maar alarmerende verhalen, die las ik niet. Schreef ik ook niet trouwens. Zoals collega Marcel Hulspas tijdens een lezing over nanotechnologie-journalistiek terecht opmerkte: ‘Nederlandse milieugroeperingen besteden hun budget aan hun strijd tegen genetisch gemodificeerd voedsel en klimaatverandering, nanotechnologie hebben ze nog niet ontdekt.’
Verhalen over risico’s worden niet geschreven door wetenschapsjournalisten. Daar hebben we slecht geïnformeerde, sensatiebeluste collega’s voor. En zolang die zich niet roeren is er niks aan de hand, toch?
Maar is dat wel zo? Klopt het dat nanotechnologie alleen maar natuurkunde, scheikunde en biologie is, maar dan op het kleinste niveau ingezoomd en gecontroleerd? Tijdens een cursus die ik afgelopen week volgde in het Siciliaanse Erice, schrok ik wakker. Niet dat ik ineens een alarmist geworden ben, maar een beetje ongerust ben ik wel.
Kern van mijn zorg is verwoord in een editorial uit het gezaghebbende tijdschrift Nature Nanotechnology, dat juni vorig jaar verscheen. Het artikel beoogt een overzicht te geven van de nanotoxicologische kennis van dat moment. De geruststellende kop ‘the dose makes the poison’ schept nog de verwachting dat we het hebben over een gewoon probleem. Dat het net zo werkt als in de grotemensenwereld: alles met TE ervoor is slecht, behalve tevreden en zelfs water is giftig, wanneer je er te veel van neemt.
Maar wat blijkt uit het artikel? Het is helemaal niet duidelijk, laat staan onomstotelijk bewezen dat nanotoxicologie net zo werkt als macrotoxicologie. We hebben het hier over deeltjes met – dankzij hun grootte – relatief enorme oppervlakken. Dit maakt ze eindeloos veel reactiever dan grotere deeltjes, wat positieve maar ook negatieve gevolgen kan hebben. Zoals de auteurs het uitdrukken:
‘However, unlike the soluble chemicals tested in traditional toxicology studies, nanoparticles have shapes and surface areas, and they can diffuse, aggregate/agglomerate and sediment according to their size, density and physical and chemical properties in solution.’
In gewone mensentaal: nanodeeltjes vertonen vaak onvoorspelbaar gedrag, waardoor we de effecten ervan op ons lichaam heel moeilijk kunnen onderzoeken, laat staan voorspellen. Nanotechnologen hebben dus een klein probleempje. Je zou kunnen stellen dat het in de twintig jaar tijd dat er nanotoxicologisch onderzoek wordt gedaan, wetenschappers er nog steeds niet in geslaagd zijn goede methoden te ontwikkelen om harde uitspraken over veiligheid te doen. Het meten van kleine hoeveelheden nanodeeltjes en de effecten daarvan is met de huidige middelen praktisch onmogelijk. Hoe deeltjes kunnen veranderen, ophopen of eiwitten kunnen aantasten, we weten het niet. Het is als het meten van röntgenstraling met een sensor voor zichtbaar licht, of als het vissen op plankton met een visnet.
Aan ons wetenschapsjournalisten is het om over dit soort onzekerheden te schrijven. Niet met de wetenschappers mee te praten, die de risico’s van hun eigen ontdekkingen systematisch onderschatten. Aan ons is het om de alarmisten voor te zijn, door gedegen kritische verhalen te maken, die wetenschappers, bedrijven en beleidsmakers doen reflecteren en dwingen bij zichzelf te rade te gaan: wat kan er wel en wat niet, waar zitten de hiaten in onze kennis.Welke toepassingen zijn rijp, welke kunnen beter nog even blijven hangen in de boom vol mogelijkheden.
Doen ze dit niet, dan zullen op een zeker moment de angstpredikers wél ontwaken en het initiatief overnemen. Zij zullen moeiteloos de rotte appels weten te vinden. Dan zal het moeilijk worden de vruchten van dit veelbelovende onderzoeksveld te plukken.