Vandaag is het Record Store Day. De dag waarin de good old platenzaak in het zonnetje wordt gezet en de afgelopen dagen al blogs deed verschijnen vol platenzaakherinneringen. Een mooi initiatief, dat Erwin Blom met een volgend idee deed aanhaken: de plaat die je leven veranderde. Zijn oproep een nummer toe te voegen aan de Spotify Playlist tilde me op, en deed me landen in 1997.
Voor een veertienjarig knulletje mocht ik mezelf al een ervaren muziekfanaat noemen. Begin 1991 was ik in de voetsporen van mijn broer Atze fanatiek de hitlijsten in gedoken, en fietste elke woensdag trouw en vol verwachting naar de platenzaak om een nieuw exemplaar van de lijst te bemachtigen.
Jarenlang had dat ritueel me genoeg inspiratie gegeven, maar toen ik mijn Houtense basisschool had ingewisseld voor een Middelbare in het grote Utrecht en mijn tweedehands schooltas voor een echte Eastpak, begon er iets te kriebelen: nu al mijn klasgenootjes zich begonnen te interesseren voor de populaire muziek werd het tijd op zoek te gaan naar iets anders. Snobistisch als ik toen al was.
Snobistisch, maar minstens zo behoedzaam: mijn eerste stap in de goede richting was er een die ik achteraf kan bestempelen als wel erg lafjes. Trots liet ik mijn broer de verzamel-cd zien die ik had aangeschaft. Rock Ballads 2, met U2’s One en Guns ‘n’n Roses’ Knocking on heavens door als hoogtepunten. Meewarig keek hij me aan, zijn afkeuring onderdrukkend zo goed als hij kon. Nee, begreep hij maar al te goed, ik was klaar voor een veel grotere, fermere stap. Die hij samen met zijn toenmalige vriendinnetje voor me zette.
‘Rockmuziek’, had ik voorzichtig en vaag op mijn verjaardagslijstje gezet. Rock was niet wat ik zou krijgen. Het werd Metal. Even schrok ik toen ik de kadoverpakking er vanaf scheurde. Kon ik dit wel aan? Paste dit wel bij mij, bij zo’n beschaafde jongen als ik? Als het aan mijn moeder had gelegen, was het antwoord ‘nee’ geweest. Met trillende vingers schoof ik het album in de cd-speler in de woonkamer, wachtte ongeduldig tot deze geladen was en drukte op Play.
Een nachtelijk oerwoudgeluid vulde het vertrek. De nietsvermoedende verjaardagsvisite keek geïntrigeerd op. Toen, plotseling, was daar de gitaarmuur, die iedereen achterover blies en mijn haren overeind zette. Roots Bloody Roots, Sepultura. Een scheurende sologitaar maakte plaats voor het door merg en been gaande stemgeluid van zanger Max Cavalera, die met dat eerste refrein direct mijn hart veroverde. Wat een verbetenheid, wat een integriteit, wat een macht.
Onder dwang van mijn moeder ging de radio op die verjaardag al snel op zacht, maar in de weken, de maanden die volgden stond de plaat keer op keer hard genoeg om haar wanhopig geroep te overstemmen. Overigens was zij de enige die te lijden had onder mijn nieuwe passie. Met afstand was ik de braafste Sepulturafan op aarde. Drinken, roken, blowen, het zei me allemaal niets. Ik deed netjes mijn huiswerk, schold niet in gezelschap, gedroeg me altijd voorbeeldig op familiegelegenheden.
Voor mij was metal geen lifestyle, maar iets heel persoonlijks. Ik sloot me ermee op in mijn kamer en schoof het album in mijn bij elkaar gespaarde stereotoren. Dan zwollen mijn aderen op, schreeuwde ik mijn stem schor. De onbegrepenheid en onmacht, maar ook de onverzettelijkheid en het weigeren te schikken naar door anderen opgelegde regels, het was precies wat ik als introverte puber ervoer. Geen lege emoties, maar diepe, existentiële gedachten over mezelf, mijn omgeving en de wereld.
Ik ging op zoek naar vergelijkbare muziek. Al snel schafte ik een ouder album van de band aan, Chaos A.D., maar dat was me te rauw. Ik kocht Machinehead, Fear Factory, maar dat was mij te boos, te machinaal, te veel spierballen. En dus eindigde ik steeds weer bij dat ene album, de uitklapbare kartonnen hoes met foto´s van de bandleden in Indianenkledij, samen met de lokale Xavantestam die de plaat extra cachet gaf.
Mijn smaak ontwikkelde zich vanaf die zevende maart in de breedte, maar als er iets centraal bleef staan in de muziek die mij het meest aansprak, is ’t het authentieke, het ongepolijste en toch toegankelijke wat die band toen uitstraalde.
Pas jaren later zag ik Max voor het eerst optreden, met zijn in 1998 opgerichte band Soulfly. Ik zag een volgevreten, gefrustreerde man. Met een onevenaarbaar strot weliswaar, maar van de Sepultura-magie was weinig meer over. Die is er alleen nog wanneer ik die ene plaat weer opzet, zoals vanavond. Mijn wangen gloeiden weer, mijn ogen spoten weer vuur als toen. Ik klemde mijn kaken op elkaar en als ik lang haar had gehad, dan had ik het in het rond gezwaaid. Alleen, in mijn eigen woonkamer.
Lees de andere bijdragen bij de songs die levens veranderden op http://therecordthatchangedmylife.wikispaces.com/