‘Jop, wakker worden! Jop!’
Ik open mijn ogen. Ik zie Frank. Hij oogt verward. Ik kijk om me heen, zie lege plekken, een voorbijflitsende stad. Waar ben ik? Ik open mijn kurkdroge mond. ‘Waar, waar is de rest?’
We zitten in de bus. De bus die ons terug zou brengen naar ons appartement, na een lange avond met veel drank. De bus die minstens acht anderen van ons vervoerde. Anderen die nu spoorloos zijn verdwenen, dringt tot me door. Frank staat op, loopt steunend op de lege banken naar de chauffeur die ons om twee uur opwachtte en nu zijn blik stoïcijns op de weg gericht houdt.
‘Mister, where is everybody?’ Hij kijkt om en slaat zijn hand voor zijn mond. ‘Oh no!’
We hielden het onverwacht lang vol deze avond. Op de weg richting Split tegen zevenen weifelde de meerderheid nog tijdens de plannenmakerij. Het was erg vroeg op Schiphol vanochtend en de werkweek zat nog in het lijf. Maar we hadden kunnen weten dat de maaltijd, de bier en de wijn hun werk zouden doen.
We belandden op een vol terras, bruisend maar statisch. Hier vond de schifting plaats: de energieken trokken richting club, wij taaiden af. Zachte matrassen lonkten.
Tegen tweeën stapten we in de touringcar. De rit was lang, zou zeker een half uur duren. Ledematen, oogleden werden steeds zwaarder, hoofden knikten voorover. Open, dicht, open dicht. Hoe lang nog? We waren er bijna.
Toen dat moment. Het besef. De verbijstering.
‘Is it far?’ Hoor ik Frank nu tegen de chauffeur zeggen. De man murmelt iets onverstaanbaars. ‘Can we walk home?’ Hij schudt zijn hoofd. ‘I will bring you with my taxi.’
‘Is it far? Where are we?’
‘ Split north. Close to my home.’
Frank loopt terug naar zijn plek naast me. Split noord. De andere kant van de stad waar we zijn vertrokken. Ik kijk op mijn horloge. Tien voor drie. We rijden al vijftig minuten, waarvan waarschijnlijk zeker twintig minuten terug vanaf ons appartement in het dorpje Duce. Ik kijk naar mijn telefoon en zie een gemiste oproep. Tijmen. Ik probeer hem terug te bellen maar krijg geen gehoor. Ik probeer me te herinneren wie er nog meer in de bus zaten. Van wie heb ik het nummer?
Dan gaat weer mijn telefoon, Michel de Baar. Ik neem op, hoor verschillende stemmen.
‘Waar zijn jullie?’ klinkt zijn opgewonden stem.
‘In de bus!’
‘In de bus? Zijn jullie…’
‘Ja, we sliepen nog man, en ineens werden we wakker.’
‘Echt waar? Man, wij waren jullie ineens kwijt toen we al helemaal naar het appartement waren gelopen.’Dan begint hij onbedaarlijk te lachen. ‘Sorry man, ik kan mijn lachen niet inhouden, door de stress enzo.’
‘Geeft niet.’ Ik begin zelf ook de humor van de situatie in te zien.
‘En nu?’
‘De chauffeur brengt ons met zijn taxi naar huis.’
Ik kijk naar de man achter het stuur, die geen moeite meer doet het onweer op zijn gezicht te verbergen. Bijna was hij naast zijn vrouw onder de lakens gekropen. Bijna had zijn lange werkdag erop gezeten. Niet veel later draait hij de bus in een wijk met flats een parkeerplaats op.
‘Okay boys, let’s go.’ Hij gaat ons voor en loopt een aantal straten door. We steken en brede weg over, en zien de neonletters van een nachtclub. Snel pak ik mijn telefoon en maak een foto. Referentiepunt, voor het verhaal morgen. De man slaat linksaf een steegje, en dan een poortje in. Dit moet zijn huis zijn. We volgen op een beschaamd afstandje.
‘Come, come, this way.’ Hij houdt een deur voor ons open. We stappen een gang binnen, hij loopt verder en opent een volgende deur. Een nieuwe parkeerplaats, ik zie een taxibusje, waarvan onze chauffeur nu met een zucht de deur opent.
‘Jump in.’
Met een groot gevoel van ongemak nemen we plaats achterin het busje. Hoe ver zal het zijn? Minstens zo ver als net met de grote bus. Fel draait de man zijn wagen de weg op. We kijken elkaar lichtelijk ongerust aan en snoeren onze gordels vast. Af en toe zeggen we wat, maar de meeste van die lange dertig minuten zwijgen we. Uit schaamte, uit ongemak. Uit ongeloof over dat moment waarop de anderen uitstapten, en niet merkten dat wij daar nog zaten.
Klaarwakker zijn we, waardoor de rit die we grotendeels in de bumper van de auto voor ons afleggen nog veel langer duurt dan eerder. Dan arriveren we, eindelijk. Ik pak 200 kuna’s, omgerekend 30 euro en stop deze de man toe. Hij bedankt ons. Voor we de stoep bereikt hebben heeft hij zijn weg naar huis al ingezet. Naar zijn bed, dat een uur geleden zo dichtbij was.