regular

Zelfde liedjes

Het moet de opmerking van Tim Knol geweest zijn in het interview vandaag in NRC Next. Of nee, die ene intrigerende en treffende zin in de OOR-recensie van het dEUS-optreden in Trouw. Nee, het was de combinatie van die twee. Ineens waren daar twee inzichten. Twee totaal verschillende, maar toch zo samenhangende inzichten.

Eerst die paar zinnen van recensent Raymond Rotteveel over dEUS die ik louter knikkend kon lezen, herlezen.

‘Morticia Chair, oudje van debuutalbum Worst Case Scenario laat ook meteen horen wat het nieuwe werk enigszins mist: songs die niet uit een ‘liedjegedachte’ zijn geschreven maar ritme en experimenteerzucht als vertrekpunt hebben. Dat we die kant van dEUS eigenlijk al sinds het derde album niet meer horen is jammer, ja.’

Ja, dacht ik. Dat is wat de muziek van dEUS zo mooi maakt: de spanning, de opbouw, de geluiden die komen en gaan, toewerken naar een climax. Dat is het verschil tussen een nummer als Roses en een popliedje als the Architect. Op het laatste nummer is weinig aan te merken, het voldoet aan alle regels voor een mooi liedje: elke noot is mooi, valt op zijn plek, het staat als een huis. Maar er mist iets. Spanning.

Toen was daar, vanochtend in de trein, het interview met Tim Knol. Muziekliefhebber, self-made man. En die ene zin die dat andere inzicht gaf. De link naar een heel ander vakgebied. ‘Ik lap alle regels voor het schrijven van een popliedje aan mijn laars. Bijvoorbeeld dat het refrein na 20 seconden moet beginnen.’

Wat Knol zegt is dat hij muziek maakt die net wat anders is, meer eigen, minder een ingevulde formule. Zulke muziek is moeilijker te maken, moeilijker te luisteren. En je moet heel goed zijn wil je het goed uitvoeren.

Ineens hoorde ik daar een andere zin. Een zin die iedere journalist kent, haast dagelijks toepast, maar die tegelijk weerzien oproept bij velen. Bij creatieven. Bij mij in elk geval. ‘Met de deur in huis vallen.’ Of in concretere bewoordingen: ‘ik wil weten wat het nieuws is, en wel binnen een, hooguit twee alinea’s.’

Plof. Weg spanning.

Ik begrijp ze wel hoor, die chefs en redacteuren die heldere en voorspelbare artikelen wensen. En ik snap ook de lezers, die zo snel mogelijk zo veel mogelijk informatie tot zich willen nemen. Informatie in hapklare brokken, met eventueel wat duiding en context in de alinea’s die volgen. Zorgvuldig gecomponeerd, niet verwarrend, niet ontregelend. Zonder lading. Ter kennisgeving.

Ineens besef ik waarom ik popliedjes soms wel mooi, maar zelden diep ontroerend kan vinden. Net zoals ik een nieuwsbericht, hoe gruwelijk of schrijnend ook, zelden met een brok in mijn keel lees of aanhoor. Beide missen iets, iets wat zowel in muziek als in journalistiek wel degelijk mogelijk is: een verhaal, een spanningsboog. Dat is wat ik veel te weinig zie, hoor. Waarnaar ik altijd al op zoek ben, omdat ik niet geïnformeerd of geëntertaind wil worden, maar geroerd en geraakt, meegesleept.

En zo eindigt deze oprisping, in een ode aan het goed geschreven verhaal. In de breedste zin van het woord.