Ik had getwijfeld. Zouden ze er wel op zitten wachten? Van mijn ouders wist ik het eigenlijk wel: die vonden het prima. Wel leuk zelfs. Een vriendinnetje, bij Jop – dat maakten ze niet vaak mee. Mijn opa en oma, die zouden verbaasd staan. Zou het dan toch nog goed komen met die jongen?
Maar wat haar betreft? Ik wist het niet. Het was allemaal zo hard gegaan. De eerste serieuze benaming van het beestje was pas kort geleden van onze lippen gerold. Onzekerheid had plaatsgemaakt voor vertrouwen, maar vooral in het nu.
Was het niet te vroeg, die confrontatie, die keuring, die grote stap?
Ze had het laten weten. Soms subtiel, soms minder subtiel; hoe ze er tegenop zag. Of het nou de ontmoeting zelf was, of de plotseling tot ongekende hoogte stijgende verwachtingen. Ze was nerveus.
Ik stelde haar gerust. Maar op hetzelfde moment was ik er zelf ook nog niet uit. Wilde ik die fase in? De fase, die uiteindelijk zou eindigen in wekelijkse bezoekjes bij oom A., tante T. en neef F.? Die fase waarin onbezorgdheid en impulsiviteit nog slechts werd gereserveerd voor special occasions, tussen dagelijkse beslommeringen en houden van?
Toch wist ik dat het onvermijdelijk was. Had ik mijn diploma maar tijdens een druilerige woensdagmiddag op een duf universiteitskantoor moeten ophalen. Nee, ik moest hem zo nodig in vol ornaat in het mooiste gebouw van Utrecht ontvangen.
En dus staat ze daar, buiten op het plein. Ze ziet me nog niet, terwijl ik haar langzaam nader. Mijn ouders achter me, mijn broertje een paar meter voor me uit. Die kent ze al, kan het ijs breken. Ze wipt heen en weer op haar linkerbeen. Ik probeer haar gezicht te onderscheiden, maar dat valt precies in de schaduw van de lantaarnpaal. Ze is mooi, opgemaakt voor de gelegenheid.
Mijn broertje kust haar, drie keer, vertrouwd. Ik volg, kijk in haar ogen; ze schitteren.
Ik ben trots. Kijk schuin naar achteren, naar mijn ouders. Stap op haar af. En omhels haar.
Laat haar los, schuif mijn ouders naar voren. Blikken wisselen, lachen glimmen. Heel even kruisen onze blikken. Een snelle knipoog. Het is goed. Ik zucht diep, grijp haar hand en stap op de deur af. Op weg naar mijn bul.