Ik vraag me af hoe we hier verzeild zijn geraakt. Het is twaalf uur en langzaam vult de zaal zich met uitgedoste en opgefleurde scholieren. Ik observeer de DJ en vraag me af of die wel zo laat mag opblijven. Het is een haast onwerkelijke belevenis. Hier is écht sprake van een generatiekloof. In mijn rol als amateursocioloog kijk ik mijn ogen uit. Toegegeven, er zijn slechtere omgevingen om je ogen uit te kijken.
Zoals het pubers betaamd is de spontaniteit de eerste uren ver te zoeken. Niet te gek doen, anders sta je voor gek. Wij hebben daar schijt aan en nemen al snel bezit van de dansvloer. Naarmate de tijd vordert neemt de alcohol de macht over en de stijgt de sfeer. Lees: men komt los. Jonge uitdagend dansende meiden verzamelen zich om ons heen, lonkend naar de slinkse blikken van de nog altijd kalm toekijkende mannetjes. Een enkeling durft de oversteek te wagen. De dames genieten van de aandacht en spelen met hun belagers.
Het loopt tegen tweeën. Dan ineens, ontpopt zich een merkwaardig tafereel.
Van alle kanten duiken figuren op die er eerder nog niet waren. Dit zijn geen tieners. Als een groep sluwe leeuwen die een nietsvermoedende groep jonge buffels bespringt, maakt een groep uiterst zelfverzekerde mannen zich de dansvloer meester. En daarmee de zich daar bevindende vrouwelijke schare.
Als ware Cassanova’s winden ze de naar lichamelijke warmte hunkerende tienermeisjes om hun vinger, of eigenlijk om hun hele lijf. Zij weten waar ze hun vlees moeten halen. Zij weten wat ze moeten geven. Er wordt wat gepraat, wat gedanst, wat gevoosd. Al snel verdwijnen ze twee voor twee van de dansvloer. Bij de uitgang passeren ze de wachtende vaders en verdwijnen. Het duister in. Daar waar haar dromen – en de nachtmerries van haar ouders – werkelijkheid worden.