De Britse wetenschapsjournalist Angela Saini schreef een alarmerend boek over de terugkeer van wetenschappelijk racisme. Hardnekkige ideeën over betere en zwakkere bevolkingsgroepen raken weer in zwang, waarschuwt ze. – door Jop de Vrieze (verschenen in Oneworld)
Angela Saini is tien jaar oud wanneer haar familie verhuist van een multicultureel deel van Londen naar een zeer witte buurt, waar ze op school een van de weinige ‘anderen’ is. Haar ouders zijn immigranten uit India, zij en haar zussen zijn geboren in Groot Brittannië. Deze nieuwe omgeving maakt pijnlijk duidelijk dat hoe Brits ze zich ook voelt, ze door sommigen altijd als anders zal worden gezien.
Haar gevoelens uit ze door te schrijven. Een van haar eerste teksten is voor haar klas; over jongens die stenen gooiden naar haar zus en haar omdat ze niet wit zijn. “Het schrijven luchtte op, maar hielp ook om anderen te laten zien wat er speelde. Ik denk dat ik toen journalist werd.”
Jaren later wordt Saini wetenschapsjournalist. Ze publiceert twee boeken, Geek nation (2011, over het oprukken van de Indiase wetenschap) en Inferior (2017, over hoe studies naar man-vrouwverschillen werden gebruikt om het patriarchaat in stand te houden), maar het is haar binnenkort te verschijnen derde boek waarop ze al broedde sinds ze tien jaar oud was.
n Superior schetst Saini hoe het concept van ras (een groep mensen met bepaalde vergelijkbare kenmerken) en de studie van verschillen tussen deze ‘rassen’ is ontstaan en hoe die zich heeft ontwikkeld. Ze laat zien dat zelfs na de Tweede Wereldoorlog het idee van een rassenhiërarchie nooit volledig verdwenen is – en hoe het de laatste tijd weer oprukt. Het boek werd alleen maar urgenter in de periode waarin ze eraan werkte; denk aan maatschappelijke en politieke ontwikkelingen als de Brexit, de normalisatie van extreemrechts en politieke partijen die flirten met racistische ideeën.
Superior maakt één ding volstrekt helder: hoewel niet is uit te sluiten dat er verschillen kunnen bestaan tussen bepaalde populaties, is het concept van ras – en in het bijzonder de categorieën die we gebruiken – een menselijke, politieke uitvinding zonder wetenschappelijke betekenis. Daarvoor is de individuele variatie te groot en zijn de veronderstelde rassen veel te diffuus. Desondanks zijn deze categorieën zo krachtig geworden, dat zelfs felle tegenstanders er niet buiten lijken te kunnen denken. “We moeten begrijpen waar het vandaan komt. Wie zijn de mensen die het prediken? Wat proberen ze te bewijzen en wat denken ze echt?”
Waar en wanneer begon de studie naar verschillen tussen menselijke bevolkingsgroepen?
“In de achttiende eeuw, toen Europeanen de wereld overgingen, begonnen ze categorieën toe te passen op de verschillen die ze zagen. De toen geldende opvattingen over raciale hiërarchieën raakten diep verweven in de wetenschap. Verlichtingsdenkers zoals Voltaire geloofden vrijwel allemaal in een raciale rangorde, waarin zwarte mensen lager stonden dan witte. In de negentiende eeuw kwam de evolutietheorie van Darwin op en werden de bestaande ideeën verder gebiologiseerd.”
Wat voor rol speelde Darwin hierin?
“Een twijfelachtige dubbelrol. Hij was voor de afschaffing van de slavernij, maar hij geloofde nog steeds in een rassenrangorde. En velen om hem heen lazen in zijn werk dat volgens het principe van survival of the fittest sommige groepen mensen voorbestemd waren om uit te sterven, zoals de Australische Aboriginals. Uit dit gedachtegoed ontstond de eugenetica – onderzoek gericht op het verbeteren van de soort door de ‘genetisch sterksten’ te selecteren, wat vooral neerkwam op gezonde, witte Europeanen – die uitmondde in de verschrikkingen van de Holocaust.”
Die ideeën over eugenetica waren destijds algemeen geaccepteerd, toch?
“Ja, eugenetica was behoorlijk mainstream en veel links-liberalen onderschreven het idee. Zelfs helden als Winston Churchill en schrijvers als H.G. Wells en Virginia Woolf geloofden dat sommige mensen beter waren dan anderen.”
Wat gebeurde er na de Tweede Wereldoorlog?
“De meeste onderzoekers waren ervan overtuigd dat het concept van ras niet alleen gruwelijk was misbruikt, maar dat het zelf ook wetenschappelijk zwak was. In 1949 kwamen meer dan honderd wetenschappers, diplomaten en internationale beleidsmakers bijeen in Parijs onder de paraplu van UNESCO om in een verklaring het begrip ras te herdefiniëren. Ze onderschreven wat sociale wetenschappers allang zeiden: achter wat mensen zagen als raciale verschillen, scholen geschiedenis, cultuur en omgeving. Maar zelfs toen waren sommigen het hiermee oneens – en niet alleen de typische nazi-wetenschappers.”
En wat gebeurde er de jaren daarna in het vakgebied? “Een groepje eugenetica-onderzoekers zette hun werk voort, maar hun publicaties werden consequent door wetenschappelijke tijdschriften afgewezen. Ze richtten in 1960 hun eigen wetenschapstijdschrift op: Mankind Quarterly. Hoewel dit tijdschrift inmiddels duizenden artikelen heeft gepubliceerd en nog steeds bestaat, werden de publicaties nooit echt serieus genomen door andere wetenschappers – al vormde het wel een belangrijke bron voor het beruchte boek The Bell Curve uit 1994, waarin de link werd gelegd tussen ras en IQ.
Helaas verdween zelfs in de reguliere wetenschap het onderzoek naar rasverschillen nooit helemaal. In de plaats van ‘ras’ kwam de term ‘populatie’. En zelfs de antiracistische goedbedoelende wetenschappers verdelen de wereldbevolking nog steeds in groepen op basis van bepaalde genetische kenmerken. De gerespecteerde antiracistische populatiegeneticus Luigi Luca CavalliSforza gebruikte kort voor zijn dood in 2018 nog het woord ‘hybride’ voor mensen met een gemengde culturele achtergrond. Daar is gewoon echt geen genetische basis voor.”
Na de Tweede Wereldoorlog speelden er ook politieke motieven mee om van de raswetenschap af te komen. Hoe werd daar destijds tegenaan gekeken? “Dat is waarover de tegenstanders van de UNESCO-verklaring klaagden: ze zeiden te streven naar academische vrijheid. Waarom zou onderzoek om politieke redenen moeten worden geblokkeerd? Op het eerste gezicht klinkt dit redelijk, maar ze stapten over het fundamentele probleem heen dat rassen niet bestaan. Het is dezelfde soort taal dat de zogenaamde ‘rassenrealisten’ nu gebruiken.”
Rassenrealisten? Wat zijn dat? “Dat is een beperkte, maar zeer productieve groep wetenschappers die het taboe op rassenwetenschap wil doorbreken. Ze stellen dat de link tussen ras en bijvoorbeeld IQ wel degelijk bestaat, maar niet benoemd mag worden. Ze hebben lang in de marge geopereerd en alleen in Mankind Quarterly gepubliceerd, maar slagen er steeds vaker in artikelen in de mainstream wetenschap gepubliceerd te krijgen. Artikelen uit Mankind Quarterly worden de laatste jaren meer geciteerd en een aantal redacteuren ervan zit tegenwoordig in redacties van andere wetenschappelijke tijdschriften. Zo is de hoofdredacteur, Gerhard Meisenberg, ook betrokken bij het gerespecteerde tijdschrift Intelligence. Begin 2018 bleek dat aan de University College Londen al sinds 2014 elk jaar in het geheim een eugeneticaconferentie plaatsvindt. Charles Murray, een van de auteurs van The Bell Curve, wordt op universiteitscampussen in de Verenigde Staten uitgenodigd voor lezingen, net als een andere Amerikaanse zelfb enoemde rassenrealist, publicist Jared Taylor – die in 2017 nog koffie dronk met Forum voor Democratievoorman Thierry Baudet.”
Wat drijft deze wetenschappers? “Een belangrijke drijfveer is het aantonen dat er toch verschillen zijn tussen populaties. Inmiddels weten we dat er veel variatie is tussen mensen op individueel niveau, maar zij beweren dat je door naar gemiddelden te kijken toch iets kunt zeggen over een populatie in zijn geheel ten opzichte van een andere. Die verschillen zouden ze kunnen gebruiken om de ongelijkheid in de wereld te verklaren, of waarom Europa zo rijk is in vergelijking met Afrika (de oorzaak zou niet liggen bij geschiedenis of geopolitiek, maar bij biologische kenmerken, red.). Het is intellectueel oneerlijk, omdat het niet strookt met de feiten. Het is een soort waarheidswensdenken: ‘Als we het gewoon hard genoeg blijven proberen, zullen we uiteindelijk iets vinden.’”
Deze rassenrealisten spinnen garen bij het huidige politieke klimaat. Moeten we hen niet gewoon negeren? “Mijn neiging is om ze te negeren, maar dat is niet langer mogelijk. Ik heb geprobeerd open met hen in debat te gaan. Niet één keer ben ik voor een panel met hen uitgenodigd. Vrijwel elke keer dat ik probeerde iemand over deze onderwerpen te interviewen, bijvoorbeeld antropoloog en eugeneticus Roger Pearson, werd er geweigerd. Ze zeggen: je bent bevooroordeeld, politiek gemotiveerd. Terwijl ik juist degene ben die objectief en eerlijk is.”
Dat is onderdeel van hun verhaal, toch? Dat jij als niet-witte antiracist hier niet objectief over kunt schrijven omdat je iets op het spel hebt staan en zij natuurlijk niet. “Antiracistisch zijn is een politiek standpunt, ja. Maar wel een humaan en in wetenschap geworteld standpunt. Maar dit is wat rassenrealisten doen, niet alleen met mij. Ze zetten allerlei journalisten, wetenschappers, organisaties en instellingen weg alsof ze niet te vertrouwen zijn. Dat is ongelofelijk gevaarlijk en het is precies wat er gebeurde met de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland. Ze vervingen gerespecteerde academici door hun eigen mensen, om zo hun intellectuele strijd te voeren.”
Waarom lijkt er weer draagvlak te ontstaan voor dit soort sentimenten? “Er is altijd weerstand geweest tegen pogingen om gelijkheid te bewerkstelligen. Zo heeft ook elke feministische golf een tegen beweging gekend. We hebben de neiging om die tegenbewegingen te vergeten. Er zijn altijd mensen die de verandering willen tegenhouden en zij gebruiken het argument dat de situatie zo is omdat er nu eenmaal verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn. Dat de ongelijkheid geen product is van historische of sociale factoren. Bij gebrek aan zelfvertrouwen nemen dit soort sentimenten toe. Het is geen toeval dat nationaalsocialisten na de Eerste Wereldoorlog populair werden in Duitsland. In de huidige tijden van afnemend westers zelfvertrouwen is de toename van wit nationalisme geen verrassing.”
Dan zijn er ook nog degenen die zeggen: als minder heden in onze samenleving hun positie mogen bevechten, mogen wij dat ook. “Dat is waarom ik ongemak voel bij elke sociale beweging die de rechten van de een bevecht ten opzichte van de ander. Ja, we hebben identiteit nodig om voor onze rechten te strijden. Het is moeilijk om te vechten voor vrouwenrechten, zonder je identiteit als vrouw te bevechten en het is moeilijk om te strijden voor zwarte rechten zonder te verwijzen naar mensen die zwart zijn. Maar je moet niet meegaan in het idee dat deze categorieën weerspiegeld worden in de natuur. Het is waar links voorzichtig moet zijn, want als we dezelfde taal gebruiken als rechts doet, welk recht hebben we dan om witte supremacists te vertellen dat ze niet mogen doen wat wij doen? De enige oplossing is onze identiteit losjes te dragen.”
Wat bedoel je daarmee? “Een goed voorbeeld van hoezeer we ons vastklampen aan onze identiteit, is onze massale interesse in DNAtesten om onze afk omst te achterhalen. Waarom moeten die ons vertellen wie we zijn? We moeten accepteren dat de ware bron van variatie zit in individuele verschillen, niet in groepen. Ik vecht voor de rechten van de vrouw en de rechten van minderheden, maar ik beweer niet dat het vrouwzijn me heel anders maakt dan de rest. Het zijn mijn persoonlijke capaciteiten die me uniek maken, niet mijn geslacht, gender, mijn etniciteit of ‘ras’.”
Is dat niet naïef? In het dagelijks leven onderstrepen we steeds onze groepsidentiteiten door mensen op te zoeken die eruitzien en zich gedragen als wij. “Dat ras een betekenisloos begrip is, betekent niet dat cultuur dat ook is. En zelfs die culturele barrières brokkelen al geleidelijk af, wat volgens mij positief is. Ik ben geboren in Londen. Ik zie mezelf als niets anders dan Brits. Ik heb geen andere kwalificatie nodig dan dat. Ik neem ook deel aan andere culturen, via mijn ouders bijvoorbeeld. Net zoals witte Britten aan mijn ouders’ cultuur deelnemen wanneer ze naar een Indiaas restaurant gaan. Ik denk vaak aan mijn zoon en de wereld waarin hij opgroeit. En ik maak me zorgen, want ik ging er lang vanuit dat hij niet met zoveel racisme te maken zou krijgen als mijn ouders of ik. Inmiddels is me duidelijk dat dit wel zo zal zijn. Dat is ongelooflijk pijnlijk, maar zal dat afb reuk doen aan zijn Britse identiteit? Nee. Ik wil dat hij straks in staat is om ondubbelzinnig te zeggen: ‘Ik ben Brits’. En dat niemand ooit zijn Britsheid in twijfel zal trekken. Dat is de wereld waarin ik hoop dat hij zal leven.”
Wil je dat ik me blijf bezighouden met diepgravende journalistiek? Doe dan een donatie en en help kwaliteitsjournalistiek mogelijk te blijven maken.
.