Inderdaad, ik heb een paprika-fetish (en een stront-fetish, maar laten we het daar vandaag niet over gaan hebben). Eerder schreef ik al een indringend verhaal over de langzame verdwijning van de groene paprika. Met succes, de groene paprika is weer helemaal terug. Al zal hij altijd het derde wiel aan de winkelwagen blijven.
Na enkele weken in Nederland verheug ik mij over een nieuwe ontwikkeling, die inmiddels een ware trend genoemd mag worden. Een heuse verrijking van onze paprika-beleving:
Sinds kort eten we niet meer alleen ‘rood’, ‘groen’ of ‘geel’.
Ideaal als je eens iets anders wilt, als jij je ook groen en geel (en rood) ergert aan de altijd maar weer hetzelfde ogende vormen in je groentela. Wil je enigszins hip overkomen bij je vrienden en vriendinnen, dan kun je er niet meer onderuit.
Vol trots presenteren wij u … de puntpaprika! Dé welkome afwisseling op uw snijplank! Natuurlijk komt de puntpaprika in verschillende kleuren, rood geel oranje en op verzoek zelfs groen. Maar, waar komt die puntpaprika ineens vandaan? Uw razende groentereporter ging op onderzoek uit…
Waar anders kan dit onderzoek beter beginnen dan bij uw trouwe grootgrutter. Linksaf na het automatische hekje – en terug om een mandje te halen – op naar de groenteafdeling. Het vinden van puntpaprika’s in geen lastige opgaven, ze priemen van grote afstand in je ogen.
Met mijn verse oogst in de hand klamp ik een jonge medewerker aan. Duidelijk nog een groentje.
’Bent u van de groenvoorziening?’ vroeg ik hem. ‘Ja’, knikte hij. ‘Kun jij me misschien vertellen waar de puntpaprika’s vandaan komen?’ Hij wees met zijn hoofd richting het magazijn.
Wijfelend stapte ik door de klapdeuren de verborgen wereld van de voorraden binnen. Tussen de stapels kratten gevuld met bloemkolen en prei zag ik een imponerende gestalte staan. Die moest in het verleden veel spinazie gegeten hebben. Ik besloot het erop te wagen.
’Meneer, weet u waar deze vandaan komen?’ Ik voelde me enigszins bedreigend toen ik met de puntpaprika’s in zijn richting wees. Gelukkig leek de man, die heftig stond te kauwen, zich niet geïmponeerd te voelen. Nadat hij zijn mond enigszins leeg had gegeten antwoordde hij met lage stem:
‘heb je even?’
Overweldigd door zijn antwoord knikte ik heftig. Zou ik achter het mysterie komen? Met de spetters wortel op mijn jas ging ik op het kratje zitten dat de man, die zich voorstelde als Gerko voor me neerzette.
’Doe je jas maar uit, want het is een lang verhaal,’ begon hij, terwijl hij een filosofische blik richting het bedoezelde plafond wierp…
’Doe je jas maar uit, want het is een lang verhaal,’ begon hij, terwijl hij een filosofische blik richting het bedoezelde plafond wierp.
‘Paprika’s groeiden ooit alleen in Centraal Amerika. Niemand minder dan Cristopher Columbus bracht de plant naar Europa. Eigenlijk bestaat de puntpaprika al heel lang. In Hongarije grillt men met smaak de lichtgroene variant, maar deze zoete komt oorspronkelijk uit Turkije, hoewel sommige bronnen de roots in Italië leggen. Het verhaal gaat dat er een jonge Turkse boer was, die op een morgen een vreemd exemplaar tussen zijn oogst vond. Hij ging ermee aan de slag en in no-time was deze paprika razendpopulair. Dit was weliswaar alleen in zijn eigen vriendengroep – de Turkse gay-scene – maar na een tijdje rook hij geld en vond hij het tijd voor de coming out.’
’Amsterdamse boeren namen het product mee naar Nederland en ontwikkelden speciaal voor deze stad een rode variant.
In tegenstelling tot wat veel mensen denken, is deze paprika nergens gemanipuleerd. Op puur natuurlijk wijze en met veel vakmanschap werd ie in de afgelopen jaren veredeld tot wat we nu hebben. Eind 2006 werden de eerste exemplaren op de Nederlandse veilingen gesignaleerd, maar toen zag niemand daar nog het punt van.’ Een knipoog bevestigde zijn scherpe woordgrap.
’Een bosje pioniers durfde het aan, en met succes. In rap tempo veroverde de spitsige groente de harten van de Nederlanders, en penetreerde de markt.
Door de vorm denk je in eerste instantie aan peper, maar de consument ontdekte al snel dat deze paprika’s zoeter zijn dan hun stompige vriendjes. Nog een voordeel: in deze vrucht zitten geen zaadjes, waardoor je hem lekker uit het vuistje kunt eten. Ik verkoop dan ook veel snoeppaprika aan verantwoorde moeders. Bovendien kun je ze prima tot ringen snijden en door de salade gooien. Yuppen kopen ze meer om ze te vullen, voor in de oven. Vooral vrouwen.’ Hij glimlachte. ‘Die zijn gewend om van alles in hun zaaddoos te stoppen.’
Na een korte stilte vervolgde hij zijn relaas.
’Ik weet het nog goed, toen de eerste paprika-pluggers bij mijn achteringang stonden. Toen voelde ik me natuurlijk wel een beetje bedreigd, na de verhalen die ik had gehoord over de oorsprong. Ze hebben echt mijn vertrouwen moeten winnen, vooral ook omdat ik altijd had geleerd nooit snoep van vreemden aan te nemen. Uiteindelijk gaf het hoge vitaminegehalte de doorslag. In het begin was ik nog sceptisch, maar nu zou ik niet meer zonder kunnen.’
Met open mond had ik al die tijd zitten luisteren. Enige schaamte maakte zich van me meester toen ik de kwijlplekken op mijn trui ontdekte.
‘Hoe komt het dat de puntpaprika ineens zo populair is geworden?’
‘Tja, wat er zich precies in de hoofden van de consumenten afspeelt weet niemand. De mensen waren blijkbaar uitgekeken op de stompjes. Kan ik me ook wel een beetje voorstellen, alles moet gewoon scherper tegenwoordig. Dat zie je in de politiek, maar ook bij de groenteboer terug. Ik denk dat ook meespeelt dat gevarieerd en vers steeds belangrijker wordt. En dat gekke kleurendieet van tegenwoordig zal ook wel meespelen.’
Tegenwoordig zie je allerlei namen circuleren van puntpaprikarassen. ‘Allemaal één pot nat,’ zegt Gerko. ’Welke soort is nu eigenlijk je favoriet?’ vroeg ik hem. ‘De Ramiro. Daar heb ik mijn pasgeboren zoontje ook naar vernoemd.’
Het werd tijd om te gaan. Mijn oren suisden nog na van de intrigerende verhalen, toen ik niet veel later bij mijn ouders naar binnen stapte. Vanuit een wolk hete mist klonk de stem van mijn moeder: ‘we eten vandaag pastinaak! Die is weer helemaal terug van weggeweest!’
Ik zuchtte. Krijgt een razende reporter dan nooit een keer rust?