regular

Pa en moe

De klop op mijn deur: een kopje thee voor het ontbijt. Samen aan de koffie, met meestal iets erbij. Een glaasje rond een uur of elf in de avond, voor een ontspannen terugblik op de voorbije dag.

Ik zal het gaan missen, het eenvoudige geluk. Ik zit achter mijn nieuwe bureau en denk terug aan die drie vreemde maanden na mijn terugkomst. Heftige maanden, vanwege alles wat achter me lag, en te wachten stond. Zij waren er voor me.

Bijna dagelijks heb ik ze nu nog aan de lijn, voor van alles. Maar gek genoeg vind ik dat niet gek.
De band groeide, in die laatste paar maanden die ik bij hen doorbracht. Uit nood geboren, maar daarom niet minder waard. Nu pas leerde ik hen echt kennen, en daarmee mezelf. Het is anders, heel anders, om als volwassene te leven tussen die twee volwassenen die je voortbrachten en grootbrachten. Veel scherper zie ik nu de verschillen, maar ook de overeenkomsten.

Ik observeerde. Het was een feest der herkenning en verwondering. De aan een keurslijf grenzende regelmaat, die rust en duidelijkheid schiep: na het eten koffie, dan werken of om half elf weer. Kwart over twaalf lunch, om half vier theetijd. Voor het eten koffie – niet erna, dat is nu eenmaal zo geleerd. Tijdens het 8-uur journaal nog twee kopjes thee. Behalve op zondag, want dan gaat het nieuws sneller voorbij dan de thee trekt. Tenslotte het glas, omdat genieten ook mag.

Mijn vader, die zijn koffie met suiker en veel melk drinkt, omdat hij het kan hebben. Omdat hij elke dag de fiets pakt naar zijn werk, negen kilometer en tweehonderd meter ver. Of negen kilometer en zeshonderd meter, als hij een keer de andere route neemt. Hij houdt van eten, lekker en veel, al zal hij dat nooit toegeven. ‘Het moet op’ werd langzaam het verboden woord, dat hem toch steeds weer ontglipt.

Heel soms vloekt mijn vader, onverstaanbaar en verbasterd. Als hij zijn arm stoot tegen de deurkruk. Of als hij weer eens onhandig een kopje laat vallen, in plaats van het in de afwasmachine te stoppen. Maar meestal is hij rustig. Altijd eigenlijk. Ook als mijn moeder tegen hem uitvalt, omdat ie iets niet goed doet, volgens haar. ‘Die bui drijft wel weer over,’ zie ik de weeramateur in hem dan denken. Ik lijk op mijn vader.

Mijn moeder, die haar thee eerst laat afkoelen en dan met een verbeten gezicht achterover slaat. Hetzelfde doet ze met de karnemelk, maar dan andersom. Ze kan zich opwinden over haar huishouden, hoe wij er een bende van maken. Maar uiteindelijk vindt ze het wel prima zo.

Mijn moeder is praktisch, denkt als een schaker: altijd drie stappen vooruit. Soms vergeet ze dat anderen dat niet kunnen, of het domweg vertikken. Dat maakt haar moe, niet de energie die ze zelf in haar leven stopt. Altijd met volle kracht er tegenaan. Het is prachtig, hoe ze zich op feestjes uitslooft voor ieders plezier, en stilletjes geniet van de complimenten. Ik lijk op mijn moeder.

De kerkdienst was altijd ‘goed’, al verdenk ik mijn vader ervan een gebrek aan kritisch vermogen te hebben gekweekt, en mijn moeder ervan haar gedachten stiekem af te dwalen naar aardsere zaken.
Aardappels zijn niet lekkerder dan pasta en rijst, maar komen vaak toch weer op het bord terecht. Op vakantie: tot rust komen in de Alpen. Verder zouden ze ook wel eens willen. Mijn vader naar iets kouds, mijn moeder naar iets warms.

Ik was niet makkelijk, de afgelopen maanden. Geen peil op te trekken. In tranen over een volgende verloren liefde, die toen weer snel vergeten bleek. Een baan, of een zelfstandig bestaan? Ik zocht naar raad, maar niet naar advies. Het ene moment hyperenergiek, het andere letterlijk onaanspreekbaar als een puber met muziek op de bank. Ze deden hun best, hoe moeilijk ze het af en toe ook vonden. Het beste voor allemaal. Wanneer eet je thuis deze week? Zou je misschien willen helpen die tafel te sjouwen? Nee, ok, dan doen we het later. Voor mijn koffie kreeg mijn eigen pruttelpotje, of we gebruikten de grote pot. Alles beter dan Senseo.
Dat is nog wat ik het meest van hen geleerd heb: het eindeloos wederzijds respect. Niet domweg slikken, maar verteren.

Ook zij maakten ook zware tijden door. Mijn moeder, worstelend met de onhaalbare eisen op haar werk en de steeds zichtbaarder wordende aftakeling van haar moeder. Mijn vader, op zoek naar iets waar hij wél op zijn plek zou zijn.
Ik ben blij en trots, dat ik er af en toe ook voor hen kon zijn. Als klankbord, als geruststelling. Het gaf me een bestaansrecht, maakte me meer dan een indringer, profiteur, of hotelgast. Het deed me beseffen hoe ik ontwikkeld ben, sinds die vorige keer dat ik het huis verliet.

Het is anders, om nu weg te gaan. Zes jaar geleden volgde ik dezelfde weg, naar de grote stad. Als groentje. Kon niet wachten de wereld te gaan verkennen. De puberteit net afgeworpen, de laatste sporen van jarenlange spiegelfrustraties nog zichtbaar in mijn gezicht. Het afscheid ging met een traan, destijds. Een ouderlijke traan. Ze stuurden me nog een kaartje:

Veel plezier in je nieuwe huis. Maar vergeet ook je oude stekje niet.
Je pa en moe

Ik ben mijn stekje niet vergeten. De gedachte aan ons simpele, volgepropte rijtjeshuis brengt meer warmte dan ooit.

Ik ga weer. Geen tranen dit keer – de tweede keer is nu eenmaal makkelijker. Maar dit keer zijn de emoties wederzijds. Dit keer is het definitief, al weet je het nooit in mijn leventje. Wat ik wel zeker weet, is dat ik altijd welkom zal blijven op die oude stek, en er altijd met plezier heen zal blijven gaan. Voor een kopje koffie, een borrel of gewoon een spontaan bezoek.