regular

Wijn en hoofdpijn

Tot tien tellen. Slikken.
‘Wat is er, Mart? Je ziet zo bleek.’
‘Oh, niks. Slecht geslapen denk ik.’

Ze haalde haar schouders op en liep langs hem richting de keuken.
Hij negeerde haar blik en glipte het toilet in. In één beweging vouwde hij de brief open die hij net had dichtgefrommeld. Zijn ogen schoten over de geschreven letters. Nog steeds kon hij ze niet geloven.

Lieve Martin,
Wat was dat een verrassing, vorige week. Niet die fles wijn, daarvan kregen we er tientallen. Maar die boodschap. Die paar woorden op dat etiket: woorden van openbaring. Jij, al die jaren… Niets had ik minder verwacht. Het verraste me, maar deed ook meer. Maakte meer los, dan ik zou willen toegeven.

Ik moet jou ook iets bekennen. Er speelde meer dan jij toen vermoedde. Verdomme, jij zag me toch niet staan? Waarom moet ik hier dan nu achter komen? Nu, met mijn koffer naast me, klaar voor onze huwelijksreis. Met mijn zoontje jengelend aan mijn been, mijn man neuriënd in de gang…
Ik weet niet wat ik ermee aan moet. Wilde het eerst wegstoppen, maar het lukt me niet. Ik moest dit toch aan je kwijt. Ik wil dat je het weet.
Liefs,

Ellen

Hoofschuddend herlas hij de laatste regel. En nog eens. En nog eens.
’Nee, nee, nee.’
‘Is er echt niks?’ Hoorde hij van achter de deur.

Zijn gedachten gingen terug naar twee weken eerder. De bruiloft van Ellen en Frank. Hij, de cynicus, moest zo nodig iets leuks doen met de fles wijn die hij zou geven. Een mooie grap, daarop zou hij hen trakteren.

Hij was gaan nadenken, over de voorbije jaren. En was gaan schrijven. Hoe hij wel eens bleef slapen, in hun studentenhuis – die mooie tijd. Hoe zij die ene keer schaamteloos de douche uit was gestapt, naakt, hem verbouwereerd achterlatend. Geschokt, was hij zeker. Maar de rest, dat had hij er bij verzonnen. Of in elk geval schromelijk overdreven. Dat had ze toch wel begrepen?

Nog een keer lezen. Het stond er toch echt. Hij krabde zich op zijn achterhoofd. Wat nu?

’Mir, je moet me advies geven.’
‘Wat dan?’ propte ze tussen twee dampende happen kaas en tomaat door.
’Hier, lees dit maar.’
Hij gooide de gekreukelde brief naar zijn huisgenoot.
Ingespannen begon ze te lezen. Langzaam knepen haar ogen steeds iets verder samen. Krulden haar mondhoeken een heel klein beetje op.

‘Zo, jij hebt een probleem,’ Zei ze nadat ze onderaan het papier was gekomen.
’Dank je.’
‘En, hoe wil je dit nu gaan oplossen?’ Triomfantelijk keek ze hem aan.
Hij had nu al spijt dat hij het haar had laten lezen. Betrek geen betrokkenen in betrekkelijk lastige zaken, hij had het moeten weten.
’Denk jij dat ze het zwaar opneemt?’
’Nou, zo ziet het er wel uit, ja.’
’Dus…’
’Dus ik zou het niet zomaar negeren.’
Zijn handen schoten als ongerichte projectielen door het luchtruim.
’Ze kan toch begrijpen dat het een grapje was?’
‘Nou, blijkbaar niet.’

‘Ik vind dat je terug moet schrijven.’
‘Terugschrijven?’
’Ja, je moet haar gevoel op zijn minst serieus nemen.’
’Maar het was een grapje!’
’Dat zul je haar dan ook op een volwassen manier moeten uitleggen.’
Een diepe zucht…

Of hij het een goed plan vond, wist hij nog steeds niet. Maar de adviezen van Mirjam hadden hem toch deze kant op gedreven. Een terras, vlak naast de Dom. Half één ’s middags. Met Ellen. Praten, erover praten, dat wilde ze, had ze geschreven in haar tweede brief. De brief die had gevolgd op zijn antwoord. Zijn antwoord op die boodschap, die hem zo had geschokt.

Dat het een grapje was geweest, dat had hij niet durven zeggen. Dat moest er vandaag van gaan komen, als hij het over zijn lippen kon krijgen. Maar ze nam het zo serieus…

Hij wist het niet.

Innig omhelsde ze hem, toen hij onder de Dom op haar af was komen lopen. Zo nuchter mogelijk gaf hij haar drie zoenen. In haar ogen, een blik alsof ze, ja, hem jaren niet gezien had. Ze wilde iets zeggen, zag dat hij naar de grond keek, en zweeg. Ze wees naar een leeg tafeltje. Hij keek op en knikte.

Alleen het bestellen van de cappuccino doorbrak de stilte. ‘Of nee,’ zei Martin, ‘doe mij maar een biertje.’

Hij kuchte.
’Euh, hoe gaat het met Frank?’
‘Oh, wel goed, alleen druk.’
Schijnbaar gedachteloos roerde ze in haar cappuccino. Hij draaide zijn schuimkraag langs de rand van het glas. Minuten passeerden. Gedachten schoten door zijn hoofd, maar woorden ontbraken.

Toen keek hij naar rechts, naar de overkant van het plein. En stond zijn hart heel even stil.

Zij zag zijn ogen oplichten.
’Wat is er?’
‘Oh, niks.’
Steeds harder bonkte het in zijn keel, toen die enorme, dreigende figuur naderde. Nee! Niet nu! Niet hier!
Hier was geen ontkomen meer aan, als twee op elkaar afstevenende mammoettankers. De ene waren zij tweeën, de andere was Frank, haar Frank.

’Wat doen jullie hier nou?’ Klonk een trillende stem achter de rug van Ellen.
‘Ik had je toch bij de universiteit afgezet?’

Ellen stootte haar cappuccino om. Draaide zijn kant op. Razendsnel probeerde ze zich te herstellen. Te redden, wat nog te redden viel.
’Nou, ja, het eerste college viel uit, en toen…’
Verbijsterd keek Frank van Ellen naar Martin, en van Martin naar Ellen. Vele ongestelde vragen schoten op hen af.

‘Ik moet even naar de wc.’

Martin stoof weg.
Hij telde tot tien. Probeerde diep adem te halen. Waar was hij in beland? Hoe redde hij zich hier uit? En haar? Hij…waarom kon hij nooit, nooit een keer gewoon…

Minutenlang hield hij zijn handen onder de koude kraan, alsof hij daarmee het geheel kon wegspoelen. De hete lucht blies blaren op zijn tere huid. Hij moest het uitleggen. Rustig, kalm, geduldig, uitleggen, nu.

De weg van het toilet naar hun tafeltje leek kilometers lang. Hij zag hen. Ze zagen hem ook. Maar hij zag nog iets.

Mirjam? Wat deed die hier?

Ze lachte. Ellen lachte. Frank lachte.
En hij? Hij kon wel janken. Of in elk geval door de grond zakken. Verdwijnen als een geest in zijn eigen fles wijn.

Mirjam liep naar hem toe. Omhelsde hem, als een troost. Hij duwde haar van zich af. Griste zijn jas van zijn stoel, beende weg. Zag de onderdrukte lach van Frank en Ellen.

Een dubbel gevoel. Straks misschien weer. Straks is alles weer oké. Maar nu, nu even niet.