Ik heb een muis vermoord. Ik was hem zat. Steeds weer die sporen, overal in huis. Poepjes, plasjes, verpakkingen kapot – dit moest eens stoppen.
Ik heb een muis vermoord. Had hem nog gewaarschuwd. Zelfs tijd gegeven te vluchten, maar hij luisterde niet.
Ik heb een muis vermoord. In een keer raak. Ambachtelijk zelfs, met extra belegen kaas.
Ik heb een muis vermoord. Ik vond hem vanmorgen, ondersteboven tussen de klem. Zo zag ik zijn lijfje en slikte.
Ik heb een muis vermoord, zo’n schattig klein diertje. Ik keek in zijn ogen, hij heeft niet geleden, de kaas nog geproefd.
Ik heb een muis vermoord. Geen muizen in mensenhuizen.
Ik heb een muis vermoord, dat beest wist niet beter. Samen in huis, waarom kon dat niet?
Ik heb een muis vermoord, ik had geen keus.
Ik heb een muis vermoord.
En nu heb ik een kater.