Het heeft bijna altijd iets ongemakkelijks. Meestal is er een lach, die halverwege breekt en afbuigt. Ha-ha-hèèèhèèè.” Bijna altijd is er ook iemand die hem daarna, na die vervelende lach pas doorheeft en er nog een halve grinnik achteraan plakt. En dan is er de onderdrukte triomfantelijkheid van de maker.
Een woordgrap, daar heb ik het over.
Een woordgrap draait niet om de lach, zoals de mop dat bijvoorbeeld wel doet. Hij draait ook niet om een diepere betekenis, zoals de satire of de persiflage, of de politieke grap. De woordgrap draait om spitsvondigheid. En juist daardoor heeft haast iedereen, zelfs de grootste woordgrappenkoning, een haat-liefde-verhouding met de woordgrap.
Een geslaagde woordgrap doet de maker niet alleen grijnzen, maar ook glimmen van trots. Een geslaagde woordgrap maakt je tot een winnaar, zeker in aanwezigheid van andere woordgrappenmakers, die steevast afkeurend reageren met de woorden ‘tsjonge, die was slecht’, terwijl ze van binnen vloeken vanwege hun verlies.
Even terug naar die lach. In feite is er tot halverwege niets aan de hand: de lacher ziet er de lol van in, hij laat merken dat hij hem snapt en beloont daarmee de maker. De maker ziet zich erkend. Waarom dan toch die heeeh erachteraan?
Een slechte woordgrap (feitelijk bijna elke woordgrap) heeft iets sneus over zich. Mensen die nooit woordgrappen maken vinden het over het algemeen een vrij kansloze bezigheid om constant grapjes te gaan zitten bedenken.
Vaak wordt er ook gezegd ‘daar heb je zeker uren over nagedacht.’ Meestal is dat niet zo, maar die reactie duidt erop dat men hem ver gezocht vindt, of juist niet: dan valt ie precies goed. Zo keek ik eens met een groep vrienden naar ‘Godzilla’, een film die nogal traag op gang komt en waar bovendien de hoofdrolspeler pas na lange tijd verschijnt. ‘Ah, nu komt de aap uit de mouw’, zei ik. De zaal lag dubbel, niemand geloofde dat ik daar niet al tien minuten op zat te broeden. (Overigens geldt zelfs voor de meest briljante woordgrap: als je hem navertelt of uitlegt is ie altíjd slecht).
Een woordgrap is een soort puzzeltje met passerende woorden. Een uitermate verslavend puzzeltje. Constant loopt er een bandje mee in je achterhoofd. Zodra bepaalde woorden vallen, druk je heel even op pauze en begin je ze razendsnel met elkaar te combineren. Heeft dit woord een dubbele betekenis? Ja? Wat als ik dan de situatie nu verplaats naar die andere context?
Een goede woordgrap past precies, een slechte woordgrap niet. Die is te makkelijk, of juist te moeilijk. Toen iemand laatst zocht naar een vrijwilliger, was het niet grappig dat ik zei ‘Hidde, die is er geknipt voor.’ Toen we het over A- en B-leden hadden, was het misschien knap gevonden, maar niet grappig dat ik iemand omschreef als B-ledigd.
Woordgrappen hebben ook veel met timing te maken. Je kan te laat zijn, maar ook te vroeg. Een vriend van me vertelde laatst over een man die Cor Netto heette. Meteen ging in mijn hoofd een lampje branden: ‘netto-bruto’. Toen hij vertelde dat de man zwaarlijvig was, klapte ik eroverheen: ‘Goh, wat moet dat dan wel niet bruto geweest zijn?’ Die was precies op tijd. Maak je die grap tien seconden later, dan is ie al gedegradeerd tot het allerlaagste niveau. De halfwaardetijd van de gemiddelde woordgrap is twee seconden, niet meer.
Woordgrappen maken is als handboogschieten. Het is al heel knap als je de pijl in de goede richting krijgt, maar alleen in de roos is ie raak. Bovendien is het verschil tussen de woordgrappelijke spijker op zijn kop en de plank volledig mis uiterst subtiel. Het doet me denken aan een boekje dat we vroeger thuis hadden, waarin je de kapsels, neuzen en kinnen van verschillende gezichten kon combineren. Sommige zagen er net echt uit, andere waren absurd maar prachtig, weer andere klopten waren domweg foeilelijk.
Zo is het ook met woordgrappen: een geforceerde, vergezochte woordgrap is een gedrocht. Meestal vinden niet alleen de toehoorders dat, maar ook de maker. Omdat het maken van een woordgrap zo snel gaat, kun je niet meer corrigeren en denk je: ‘Shit, mislukt.’ Dat voelt ook echt als een nederlaag, als mis geschoten. Een goede woordgrap doet je reputatie groeien, wie te vaak slechte woordgrappen maakt wordt niet meer serieus genomen en gezien als iemand die heel graag lollig wil zijn.
Laatst was de mayo bij Bureau Wibaut bijna op. ‘Het eind der tijden is nabij, volgens de Mayo-kalender’, flapte ik eruit. Zelfs mijn eigen tenen kromden zich tot onder mijn hielen.
Na zo’n slechte woordgrap zou je wel door de grond willen zakken en tegelijk je mond met heel veel zeep willen spoelen. Je neemt je voor nooit, maar dan ook nooit meer een woordgrap te maken. Tevergeefs.