Nerveus staat de
vrouw heen en weer te wippen. Ze kijkt op haar telefoon, werpt een
schichtige blik op haar tas naast het tafeltje, en tuurt dan weer
naar het volle Scheveningse strand. Haar man is net al de mensenmassa in gedoken.
‘Als je ook die kant op wil, kan het hoor, dan letten wij wel even
op jullie spullen,’ zeg jij.
Even twijfelt ze
‘Oh, dat zou heel fijn zijn. Ons dochtertje is vier en die…’
Ze schuift de grote
tas naar ons toe, en loopt richting strand.
We nippen aan onze
drankjes en gaan verder met ons gesprek. Een dik kwartier later duikt
de vrouw weer op, met een muisstil, lijkbleek kind op haar armen. De
moeder heeft een betraand gezicht, ongetwijfeld is ze in huilen
uitgebarsten toen ze haar dochter terugvond.
‘Dankjewel, zegt
ze tegen ons. ‘Echt heel erg dankjewel. Het is echt mijn ergste
nachtmerrie…’
Even later
verschijnt ook de vader, met de oudste dochter. Die vertelt in tranen
dat ze waren weggelopen voor een hond. De vader spreekt zijn dochters
vermanend maar kalm toe, en stelt voor wat ze zullen doen om dit niet
weer te laten gebeuren.
De moeder huilt
weer, van schrik en van opluchting dat het toch nog goed kwam. En
ineens huilen wij allebei achter onze zonnebrillen mee.