Terwijl na het Zuiden het Westen van Nederland de grip op het coronavirus lijkt te verliezen, wordt de roep om meer testen luider. Onvoldoende capaciteit, is het antwoord. Dat gaat er bij Alex Friedrich, arts-microbioloog in het UMCG in Groningen, niet in. ‘Wij hebben ons losgekoppeld van het landelijke beleid en doen het gewoon bij zorgverleners: testen, testen, testen.’
Met Alex Friedrich zelf gaat het elke dag een beetje beter. De arts-microbioloog en hoofd van de afdeling medische microbiologie en infectiepreventie van het UMCG in Groningen bleek afgelopen donderdag zelf besmet met het coronavirus. ‘Gisteren had ik nog koorts en had ik veel spierpijn, vandaag ben ik alleen nog erg moe.’
Hij was er vroeg bij, afgelopen week. Normaal loopt hij elke ochtend tien kilometer hard, maar nu merkte hij dat hij wat moe was. ‘Ik heb me meteen die dag laten testen en ben verder thuis gebleven. Ik had eigenlijk nog geen echte klachten. De meeste mensen zouden dan nog gerust naar hun werk gaan, zorgmedewerkers kunnen zo twintig à dertig patiënten en collega’s besmetten.’
Om die reden en na inmiddels tientallen andere soortgelijke gevallen windt hij zich op over het stellige punt dat de basis vormt van het Nederlandse RIVM-beleid, namelijk dat je pas vanaf het moment dat je symptomen hebt besmettelijk bent en thuis moet blijven – en dat als gevolg daarvan alleen contacten worden opgespoord die contact hebben gehad met de positief geteste persoon nádat deze ziek werd. ‘Dat is gewoon niet waar, net zoals dat het niet waar is dat kinderen het virus niet kunnen overdragen. In de noordelijke provincies hebben we daarom van begin af aan gezegd: we rekenen twee dagen terug vanaf die eerste ziektedag en sporen ook die contacten op. Ten tweede, kinderen zijn besmettelijk ook al worden ze zelf niet ziek.’
Het is niet het enige punt waarop het beleid van de noordelijke provincies, Groningen, Drenthe, Friesland en Overijssel, verschilt van de landelijke, door het RIVM uitgestippelde lijn. ‘De epidemie is niet homogeen, wij bevinden ons in een andere fase dan Brabant. We moeten ervoor waken dat we overal hetzelfde doen.’
En dus heeft het noorden zich, in Friedrichs woorden, ‘op dat punt losgekoppeld van het landelijke beleid.’ Dat heeft niet alleen te maken met de afwijkende situatie waarin deze provincies zich bevinden, maar ook met verschillen in inzicht. ‘Het grootste risico is dat ziekenhuispersoneel besmet raakt en patiënten en collega’s gaat besmetten, die dan weer de regio in gaan. Ziekenhuizen kunnen daardoor tot stroomversnellers van de epidemie worden. Het landelijk beleid is tot nu toe om zorgmedewerkers niet meer te testen. Wij doen dat, net als een aantal andere ziekenhuizen, wel. Ik heb het, die ene keer dat ik bij een vergadering van het landelijke Outbreak Management Team was nog in de notulen laten zetten hoe belangrijk het is om besmetting van zorgmedewerkers te voorkomen. Maar dat is blijkbaar niet gelezen.’
Jullie aanpak wijkt duidelijk af van het landelijke beleid. Waar zit dat ‘m in?
‘Het lijkt erop dat in Nederland en andere landen in Europa de grieppandemieplannen zijn geactiveerd die zijn gemaakt na de pandemie met de Mexicaanse griep in 2009, zonder dat daar duidelijke aanpassingen in gemaakt zijn voor een risico zoals Sars-1 of nu dit Sars-CoV-2. Dat is geen aanpak van in de kiem smoren maar van dempen. “We kunnen toch niets doen om de verspreiding tegen te houden”, is het idee. Dat geldt inderdaad voor het griepvirus, maar dat is – zoals we zien – een heel ander scenario. Wat wij zijn gaan doen is zolang mogelijk proberen search and contain vol te houden’
Wat houdt dat in, search and contain?
‘Als er een zorgmedewerker of zijn/haar huisgenoot klachten heeft, testen we die persoon meteen, bij een positieve test gaat die in thuisquarantaine. Via de GGD kunnen zorgmedewerkers van andere ziekenhuizen ook bij onze screeningslocatie worden getest. Wij trekken dit samen met de regionale laboratoria. Omdat zorgmedewerkers rond 10 procent van de bevolking zijn heb je een redelijk goed beeld op wat gebeurt en houd je de centrale ziekenhuizen in de regio veilig. We doen uitgebreid contactonderzoek en alle personen die tot twee dagen voor de symptomen contact hadden met de patiënt wordt gevraagd twee weken in thuisquarantaine te gaan, sommigen worden meteen, anderen bij klachten getest. Zo houden we grip op de zaak. Tot nu toe hebben we daardoor de epidemie in het noorden nog steeds kunnen vertragen en zijn onze bedden vrij voor patiënten uit Brabant.’
Dus jullie zijn een beetje het Zuid-Korea van Nederland?
‘Nou ja, we hebben natuurlijk het geluk gehad dat we niet die golf hebben gehad zoals in Brabant door het carnaval. Maar wij hadden ook de vakantiegangers uit Italië en vooral Oostenrijk. Het westen van het land heeft net zoveel tijd gehad en dezelfde voordelen ten opzichte van Brabant. Als je nu kijkt naar het aantal besmettingen per honderdduizend inwoners doen we het echt een stuk beter. We gaan daarom door.’
Maar, hoe krijgen jullie het voor elkaar? Er is toch niet genoeg testcapaciteit in Nederland?
‘Ik heb nooit begrepen dat dat steeds wordt volgehouden. We hebben geen capaciteitsprobleem. Het kan dat een bepaald lab een tekort heeft aan bepaalde materialen, maar dat is business as usual, dat los je op. Zolang je niet afhankelijk bent van een commerciële partij is dat niet zo. We hebben zo’n partij ook niet nodig, want deze tests kun je in vrijwel ieder gewoon lab doen.’
Nu wordt er onder meer door bloedbank Sanquin ingezet op tests waarmee kan worden bepaald of iemand de ziekte heeft gehad – in lijn met het beleid gericht op groepsimmuniteit.
‘Dat is ook belangrijk, allebei is belangrijk. Hoe meer je allebei testen uitvoert, hoe minder blind je bent in de strijd tegen het virus. Wat mij zo verbaast: wij hebben relatief het hoogste aantal artsen-microbioloog in Europa. In ziekenhuizen zijn we de allerbeste in het opsporen van infecties zoals MRSA, en nu gebruiken we die hele capaciteit niet en kiezen we in plaats daarvan vrijwel volledig voor een syndroombenadering, op basis van de ziektesymptomen.’
Waar komt dat verhaal van die testcapaciteit dan vandaan en hoe heeft u zich eraan ontworsteld?
‘Toen het virus nog niet was gearriveerd is gezegd: er zijn straks twee testlabs, bij het RIVM en het Erasmus MC, en er komen twaalf opschalingslabs. Dat is nu achteraf een slechte keuze geweest, daardoor werd er enorm strikt geoordeeld en was de testcapaciteit snel op. In Italië en Duitsland is er aan het begin ook niet snel gehandeld, maar er is wel meteen vol ingezet op veel testen. Nu kunnen ze in Italië honderdduizend en in Duitsland honderdzestigduizend testen per week aan. Dat zou voor Nederland 33.000 testen per week betekenen. In het noorden hebben we al snel tijdens een groepsconferentie gezegd: het maakt niet uit wat het RIVM zegt, wij gaan alle labs voorbereiden. Dat zijn er vijf in totaal. Kijken we naar de getallen, dan testen we nu drie tot vier keer meer dan de rest van Nederland, bij minder inwoners.’
En dat werkt soepel?
‘Nou, we waren er klaar voor, alleen in het begin stuurde de GGD Groningen geen monsters in. Wij vroegen hun waarom. Landelijk beleid, zeiden ze. Dat hoeft niet, wij kunnen het aan, zeiden we. Maar we hebben geen mondmaskers, antwoordden ze. Toen hebben we een testfaciliteit op het terrein van het UMCG opgezet. De GGD bepaalt nu wie ze willen testen en hoeven daarbij niet strikt te zijn. De andere GGD’s in de regio doen dat nog niet, maar die hebben we er niet voor nodig. Het kan ook via huisartsen en arbodiensten en we testen ook zorgmedewerkers rechtstreeks. De mensen gaan hier naartoe en worden getest. Dat werkt heel goed.’
Gelooft u erin dat andere provincies met maatregelen terug kunnen naar de situatie waarin het noorden zich bevindt?
‘Eerst moeten we maar iedereen uit het idee helpen dat we er in mei vanaf zijn. Met geluk gaat de overdrachtssnelheid door de warmte en veranderend gedrag 20 procent omlaag, maar als er dan nog veel transmissie is helpt het alsnog niet. Je moet accepteren dat je een jaar of langer hiermee bezig bent.
In de gebieden waar het wijdverspreid is moet je het eerst een keer goed platleggen. Daarna moet je regionaal bepalen wat je doet. Dat kan bestaan uit regionale lockdowns, van bijvoorbeeld twee weken per drie tot vier maanden, afhankelijk van onder meer het aantal patiënten op de intensive care’s. Daarvoor moeten we nu al scenario’s bedenken. We moeten in elk geval uit de rol stappen dat het ons is overkomen en we er niks meer aan kunnen doen.’