regular

Humus

image

Albrecht Thaer was een visionair. Deze Duitse agronoom (die leefde van 1752 tot 1828) geloofde namelijk rotsvast in de kracht van humus. Humus, zo schreef hij, is het product van alle levende materie, en de bron ervan.

Planten groeien immers beter op humusrijke dan op humusarme grond.Niet dat Thaer de eerste was die tot deze conclusie kwam. De waarde van humus voor de landbouw werd al onderkend door de oude Grieken en Romeinen, maar pas in de negentiende eeuw poogden wetenschappers het geheim ervan te ontrafelen. Dat lukte grotendeels en de ideeën van Thaer bleven tot halverwege de negentiende eeuw in zwang.

Dan wordt deze theorie echter ingehaald door de ‘mineraalstoffentheorie’ van de Duitse chemicus Justus von Liebig (1803-1873). Die stelde dat humus een gevolg, geen oorzaak was van plantengroei. Humus konden ze immers niet opnemen. Het leven in de bodem was niet van nut voor de planten. Hun groei, aldus Von Liebig, was afhankelijk van een handje vol nutriënten. Von Liebig toonde zijn theorie met experimenten aan en werd daarmee de uitvinder van kunstmest. Hij drukte een enorm stempel op de landbouw, die nog steeds in de dagelijkse praktijk zichtbaar is. Maar Von Liebig onderschatte de waarde van humus volledig.

We gaan nog een eeuw terug. Het is de jaren zeventig van de zeventiende eeuw en de Leidse wetenschapper Antoni van Leeuwenhoek gebruikt zijn zelf ontwikkelde microscoop om van alles en nog wat te bestuderen. Eerst treft hij leven aan in slootwater, niet veel later in zijn eigen tandplak. Daarmee is hij de eerste die micro-organismen waarneemt die leven in of op ons lichaam. Dankzij deze waarnemingen wordt Van Leeuwenhoek de grondlegger van de microbiologie genoemd. Hij ziet ze nog als onschuldige aanwezigen. Maar dat zou veranderen.

In de decennia die volgen worden steeds meer micro-organismen ontmaskerd als ziekteverwekkers, die dood en verderf zaaien. De conclusie is al snel: bacteriën doen of niks, dan zijn het commensalen, of ze veroorzaken ziektes, dan zijn het pathogenen. Vooral op die tweede groep, en de bestrijding ervan, komt de nadruk te liggen. De reputatie van micro-organismen verslechtert in rap tempo.

Een simplistische kijk dus, zowel op de landbouw als op de microbiologie. Toch waren er ook uitzonderingen. Een ervan was Selman Waksman. Deze wetenschapper raakte begin vorige eeuw geintrigeerd door de micro-organismen in de bodem. Hij groeide op op het platteland van Oekraïne, een gebied met zeer vruchtbare, zwarte grond. Die grond inspireerde hem. Toen hij in de Verenigde Staten wetenschap begon te bedrijven, stortte hij zich al snel op microben van de bodem.

Zoals hij later schreef in zijn autobiografie ‘My life with the microbes’: ‘Ik heb de destructieve capaciteiten van sommige microben, en de constructieve van andere beschouwd. Ik heb manieren geprobeerd te vinden om de ene te ontmoedigen en de andere aan te moedigen.’

Waksman zag in dat er interacties waren tussen microben onderling, en tussen microben en planten. Hij schreef ook een boek over het belang van humus in de natuur. Waksman werd beroemd dankzij iets heel anders: de ontdekking van meer dan twintig verschillende antibiotica, stoffen geproduceerd door bodemmicro-organismen om hun vijanden te doden. Zeer belangrijke vindingen, met onder meer de ontdekking van streptomycine, het eerste effectieve medicijn tegen tuberculose, waar hij in 1952 voor werd onderscheiden met de Nobelprijs, maar die helaas de microbiologie verder een andere kant op stuwde dan waar zijn hart lag: die van het bestrijden van ziekteverwekkers, met nauwelijks aandacht voor de onschuldige, en de goede.

We vliegen een eindje verder in de tijd, naar de jaren zeventig van de vorige eeuw. Wederom een tegendraadse wetenschapper, Carl Woese, werkt aan een methode om micro-organismen te identificeren. Hij gebruikt een soort streepjescode op het genetisch materiaal. Het duurt lang voor zijn methode wordt geaccepteerd, maar uiteindelijk raken zijn collega’s overtuigd. Wat blijkt? Er zijn veel meer micro-organismen dan we dachten. In onze omgeving, met name in de bodem, en op ons lichaam. Drie tot misschien wel tien keer meer dan ons aantal lichaamscellen, met zo’n honderd keer meer genen dan wij.

Het onderzoeksveld dat in zijn kielzog ontstaat, levert vooral de afgelopen jaren de ene na de andere ontdekking. De belangrijkste conclusie: slechts een heel klein deel van de op ons lichaam levende microben kan ziektes veroorzaken en de overgrote meerderheid daarvan doet dat alleen onder uitzonderlijke omstandigheden – wanneer het lichaam onder zware stress staat. De rest is onschuldig. Sterker nog, ze versterken ons lichaam. Ze assisteren en stimuleren ons immuunsysteem, reguleren onze stofwisseling, verzorgen onze huid en darmwand. Ook in onze omgeving is de invloed van microben immens. Zoals Woese het uitdrukte: ‘wanneer alle meercelligen zouden verdwijnen, zouden de micro-organismen gewoon doorleven, zouden zij verdwijnen, dan zou het overige leven snel instorten.’

Niet zo gek natuurlijk. De wereld waarin wij evolueerden, werd al die tijd gedomineerd door micro-organismen. Ze waren er, ze bevolkten ons, onze lichamen leerden met hen omgaan en sloten allianties om van hun aanwezigheid te profiteren. Een deel van die allianties hebben we verbroken door onze moderne levensstijl. We eten gemaksvoedsel waarmee we onze darmbacteriën verwaarlozen. Onze kinderen worden geboren via een keizersnee, waardoor ze de micro-organismen mislopen die hun moeder voor hen had klaargelegd als startpopulatie. We gebruiken desinfectiemiddelen om onze omgeving schoon te houden breedspectrumantibiotica om infecties te bestrijden en doden de micro-organismen in en op ons voedsel zoveel als we kunnen. We leven niet langer in de omgeving waarin die micro-organismen voorkomen waar ons lichaam het beste bij gedijt. We hebben ons van hen vervreemd en nu pas beginnen we hen weer te waarderen.

Met al deze nieuwe inzichten wordt langzaam duidelijk hoe wij zelf, als hoeders van onze eigen microben, beter voor onszelf kunnen zorgen. Aan ons de taak om de gunstige soorten aan te trekken, tevreden te houden en te stimuleren tot gedrag wat ons lichaam ten goede komt. Vezels eten moeten we. Niet te veel antibiotica gebruiken, want die doden niet alleen schadelijke, maar ook gunstige bacteriën. Niet te veel stress en voldoende slaap, want dat houdt ons immuunsysteem alert, waardoor het niet alleen schadelijke soorten kan weren maar ook de goede kan koesteren. En als het systeem uit balans is, kunnen we het wellicht een zetje de goede kant op geven met probiotica of ingrijpender therapieeën zoals poeptransplantaties.

Voor de microben in de bodem en hun interactie geldt hetzelfde: ze zijn samen opgegroeid, geëvolueerd. Ze vulden elkaar aan. Ze zijn verwaarloosd en langzaam leren we ze weer kennen. Er was een symbiose, een team waarvan wij een lid hebben weggerukt. It takes two to tango, maar de afgelopen decennia was de landbouw een solodans

Alles wat je leest in Allemaal Beestjes over de interacties tussen de micro-organismen en ons lichaam, geldt tot op zekere hoogte ook voor landbouwgewassen. Vandaag hebben we gehoord over een probioticum voor de landbouw. Alle grote agrochemische bedrijven zijn op deze kar van biologicals gesprongen. De simplistische kijk op de landbouw, met kunstmest en pesticiden als belangrijkste middelen, loopt op haar laatste benen. Gezonde, rijke landbouwgrond wordt weer het uitgangspunt van succesvolle, en ook duurzame landbouw. De humus is in ere hersteld.

Deze lezing sprak ik uit bij de presentatie van mijn boek Allemaal Beestjes, ter gelegenheid van de lancering van probiotisch gewasbeschermingsmiddel Serenade, van Bayer Crop Sciences.