Een paar weken geleden las ik Lord of the Flies. Een groep jongens strandt aan het begin van deze roman op een onbewoond paradijslijk eiland. Na de eerste schok besluiten ze dat er niets anders op zit dan te wachten op een passerend schip en er het beste van te maken. In harmonie leven ze samen en bouwen aan een structuur om dat vol te houden. Regelmatig komen ze bijeen om te vergaderen. Een van de jongens, Ralph, wordt tot leider uitgeroepen. De ouderen helpen de jongeren, er worden groepjes gevormd om fruit te zoeken, te jagen en het vuur brandende te houden dat schepen kan alarmeren.
Tot de omstandigheden moeilijker worden. Het voedsel wordt schaarser, verveling slaat toe. Er ontstaat angst onder de jongens voor een monster dat zich op zou houden in het bos.
Er ontstaat muiterij. Kinderen die eerst nog samenwerkten, veranderen in vijanden en laten zich ophitsen tegen elkaar.
Tijdens het lezen bekroop me een gevoel van treurigheid. Niet alleen vanwege dat wat ik las, maar vanwege de herkenbaarheid ervan. Ik discussieerde erover met collega’s: de recente ontwikkelingen in de journalistiek, en de freelance journalistiek in het bijzonder. De sfeer wordt grimmiger. Gunnen is niet meer de norm. Er wordt gegromd en gebeten. De bronnen worden schaarser, wie zijn mannetje niet staat gaat met een lege maag naar bed.
Ook hoofdpersoon Ralph uit Lord of the Flies wordt meermalen verleid zijn tanden te laten zien. Toch blijft hij geloven in vreedzame oplossingen. In samen sterk staan en elkaar blijven helpen. In beschaving.
Soms voel ik me als Ralph. Ik probeer diezelfde instelling vast te houden van een paar jaar terug: een open houding, naar collega’s en concurrenten. Niet verkrampen maar ontspannen om blijven gaan met elkaar. Samen meer zijn dan alleen.
Maar ook ik zie de voorbeelden. Redacties die hun freelancersbestanden inkrimpen, niet meer met freelancers werken of helemaal ophouden te bestaan. Collega’s die er met elkaars ideeën vandoor gaan of in elk geval de schijn daarvan wekken. Chefs die freelancers tegen elkaar uitspelen of na een enkele slechte ervaring domweg aan de kant schuiven. Freelancers die geen tips en trucs meer delen, uit vrees hun concurrenten in het zadel te helpen. Kliekjes zetten zich tegen elkaar af in plaats van samen op te trekken. Verwijten over en weer, blijken van afgunst in plaats van respect wanneer een ander iets voor elkaar bokst.
Ik maak me zorgen over die ontwikkelingen. Niet eens zozeer vanwege de hoeveelheid werk en inkomsten, maar vanwege die sfeer. Waar gaat dit eindigen?
In Lord of the Flies openbaart het beest zich aan een van de jongens, Simon. Maar wat blijkt? Dat wat het beest leek, is de kop van een varken dat de jongens zelf hebben geslacht. Er zwermen vliegen omheen. De Lord of the Flies begint te praten tegen Simon. Ik besta niet, zegt hij. Het is je eigen verbeelding die tot je spreekt. Het monster waart niet rond op het eiland, dringt tot Simon door, maar zit in de kinderen zelf. Ze hebben het zelf gecreëerd.
Wanneer Simon in het schemerdonker de groep weer opzoekt om het nieuws te brengen, wordt hij in een golf van collectieve razernij doodgeknuppeld. Zelfs Ralph is erbij – pas de volgende dag realiseert hij zich waaraan hij heeft meegewerkt. Dat ook hij zich tot dat niveau heeft verlaagd. Hij herstelt zich maar bij anderen komt het besef niet. Voormalig vrienden gaan elkaar met messen te lijf. Er vallen nog meer slachtoffers en zelfs dan nog is het niet genoeg. Wanneer er een schip aanmeert staat het eiland in brand en jagen de jongens elkaar als woestelingen achterna.
De nietsvermoedende kapitein neemt de jongens aan boord, waar ze in huilen uitbarsten. Het is daar, aan boord, dat ze pas weer beseffen dat ze allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Dat ze samen veel sterker waren dan verdeeld. Dat ze elkaar alleen als bedreiging waren gaan zien uit onzekerheid over hun eigen overlevingscapaciteiten. Niet omdat die anderen zo gevaarlijk waren.