Het stond er toch echt. Tevergeefs probeerde ik de brok in mijn keel weg te slikken. Nog een keer las ik de tekst die zojuist op mijn beeldscherm was verschenen. Het stond er echt.
Verdwaasd stond ik op van achter mijn bureau. Ik slenterde naar de lange gang, daar liep ik heen en weer, starend naar vloer en plafond. Ik dacht aan een half jaar eerder, toen de eindredacteur die me nu had gemaild en zijn collega me hadden uitgenodigd. We dronken thee uit kartonnen bekertjes en bespraken veelbelovende plannen. Er was een klik.
Vier dagen later was de deal rond. Ik zou drie maanden mee gaan draaien op de redactie van het grootste populairwetenschappelijke tijdschrift van Nederland. Het blad dat zo lang op mijn verlanglijstje had gestaan, geprezen en verguisd door collega’s uit het vak. Ik had net mijn eerste twee artikelen afgeleverd, nu kon ik twaalf weken lang werken aan mijn oeuvre, schaven aan mijn stijl, aarden in hun cultuur.
De verwachtingen waren hoog, zowel van de redacteuren die ik al kende van borrels en bijeenkomsten, als van de rest. En van mezelf. Nu ging ik het doen: die verhalen maken waar bij andere media geen ruimte was, uit conservatisme, angst of onvermogen.
Aan ideeën en energie schortte het niet, aan inspiratie om de stukken op papier te krijgen ook niet, maar steeds was er die ene horde: diezelfde eindredacteur die me net het trieste nieuws had gebracht. Na een paar weken herkende ik zijn tred: de zucht waarmee hij naar me toe sjokte, meedeelde dat hij na een sigaretje even met me wilde gaan zitten, in een kamertje verderop. Het raakte me, maar ik bleef vol goede moed. Zoog zijn commentaar op als een spons, maar in plaats van weg te ebben groeide mijn onzekerheid juist. Steeds wanneer ik mijn stuk had gestuurd, was er weer die spanning, die twijfel, en het roodgekalkte document. De klik werd een mismatch.
Toch had ik hoop: ik voelde me als een spits die worstelt met zijn vorm maar zo graag wil, dat hij oog in oog met de keeper keer op keer faalt. Maar ik schreef ook fijne stukken, kreeg ook complimenten. De neus voor de goal leek langzaam terug te keren. Op de laatste dag evalueerden we. Vol goede moed vertrok ik, om met deze ervaring in mijn achterzak als gewone freelancer verder te gaan. Tot die mail in mijn box plofte.
Ik schoof achter mijn bureau, opende het bericht weer en klikte op antwoorden. Dit komt rauw op mijn dak, ondanks ons gesprek, tik ik. Ik typte verder, las terug, wiste en typte opnieuw, zorgvuldig formulerend om wel eerlijk maar niet verbitterd te klinken. We hadden het zelf liefst ook anders gezien, las ik even later in het antwoord.
De nederlaag deed pijn, maar freelancen is ook slikken en doorgaan. Ik mailde de twee redacteuren die ik al voor mijn redactieperiode kende. Met mijn afschrijving hadden ze niet te maken gehad. Zij waren mijn voorbeelden geweest. Zij schreven die verhalen die ik had willen maken. Ik stuurde hen twee artikelen die ik in die voorbije periode had geschreven en vroeg hen om commentaar. Spaar me vooral niet, ik wil deze ervaring gebruiken om beter te worden.
Aan de toog van een Utrechts café kwam de reflectie, uit hun mond, maar vooral uit de mijne. Ik had te veel gewild, te snel, te graag. Te grootse verhalen, te veel informatie, teveel experiment en te weinig eenvoud. Verhalende journalistiek, een mooi ideaal maar geen gemakkelijke opgave. Ook zij worstelden regelmatig om hun verhalende stukken door de eindredactie te krijgen, ondanks hun jaren ervaring en ongenaakbare reputaties. Overschatting van het mogelijke, en onderschatting van de valkuilen: wie zich te veel richt op verhaallijnen en diepere gedachten, vergeet terloops de lezer aan de hand mee te nemen en hem uit te leggen wat hij dient te begrijpen.
Zestien maanden geleden is het nu, dat ik het mailtje kreeg. Af en toe denk ik er nog aan terug. Aan hoe het zo heeft kunnen lopen, maar vooral ook aan wat er toen mis ging en wat ik daarvan leerde. Een enkele keer is er het verlangen het nog eens te proberen, te laten zien dat ik het echt wel kan, maar meestal is er vooral berusting. Dat moment komt vast nog, de les heb ik geleerd.
Lang heb ik getwijfeld of ik dit verhaal op zou schrijven. Moet je zoiets delen? Zo’n mislukking? Ik deed het toch, omdat juist dit soort dingen ook bij het freelancen horen. Weinig dingen leren je zoveel over jezelf als je mislukkingen. Freelancen is zoeken naar je kracht, maar ook het vinden van je zwaktes. Het is experimenteren, soms laag en soms hoog inzetten, soms winnen en soms verliezen. Wie niet waagt, zal nooit écht iets winnen. Wie niet durft te falen, blijft hangen in het betekenisloze.
Deze mislukking heeft me geholpen mijn onstuimingheid in te tomen. Niet alles willen kunnen. Af en toe verstap ik me nog, zet ik een voet in die valkuil: te veel willen vertellen, te weinig focus. Snel krabbel ik dan op, en denk aan die les. Bitterzoet.